
Een opinie van Pascal Coppens. Het oorspronkelijke Engelse artikel staat op de nieuwsbrief van Pascal Coppens. We publiceren de Nederlandse vertaling door Chinasquare met toelating van de auteur. Zoals steeds vertolken opinies enkel de mening van de auteur .
April markeerde mogelijk een van de meest turbulente periodes in de internationale handel in een eeuw, gedreven door plotselinge beleidswijzigingen in de VS en toenemende wereldwijde onzekerheid.
Op 2 april kondigde president Donald Trump een nieuw handelsbeleid aan: een universeel tarief van 10% en wederkerige tarieven voor 57 landen, ingaande op 9 april. Wat velen schokte, was dat Amerikaanse buurlanden Canada en Mexico, samen met belangrijke bondgenoten zoals de EU, Japan, Zuid-Korea, Israël, de Filipijnen en India ook op de lijst stonden. Deze landen werden getroffen door tarieven variërend van 17% tot 26%. Hoewel de redenering achter de cijfers onduidelijk was, leek het Amerikaanse handelstekort met elk land een drijvende kracht te zijn. Trump noemde de actie “Bevrijdingsdag” en noemde het een verklaring van herstelde economische soevereiniteit en een impuls voor de herindustrialisatie van de VS.
China werd het zwaarst getroffen en kreeg te maken met een extra tarief van 34% bovenop de eerdere 20%. Volgens Trump dwongen de tariefverhogingen tientallen landen om terug te keren naar de onderhandelingstafel, wat hij beschouwde als een bewijs van Amerika’s hernieuwde invloed. Slechts twee landen – Canada en China – weerstonden de Amerikaanse druk, zelfs nadat Trump een tariefpauze van 90 dagen aankondigde vanaf 9 april. Andere landen zoals de EU, Japan en Australië kozen ervoor om geen tegenmaatregelen te nemen en kozen in plaats daarvan voor nieuwe handelsbesprekingen. China werd uitgesloten van de pauze, waardoor het werd gemarkeerd als de belangrijkste handelstegenstander van de VS. Als reactie hierop legde president Xi Jinping identieke tarieven op voor Amerikaanse goederen, die in slechts één week opliepen van 34% naar 85% en vervolgens naar 125%. China verklaarde later dat nog hoger gaan dan dit niveau zinloos zou zijn, aangezien Amerikaanse producten niet langer op de Chinese markt zouden geraken. Achter de schermen maakten beide landen in stilte uitzonderingslijsten om de impact te verzachten. China stond de verdere invoer van farmaceutische producten, microchips, chemicaliën en lucht- en ruimtevaartcomponenten toe. De VS stelden consumentenelektronica en belangrijke industriële grondstoffen zoals koper en grondstoffen vrij.
Tijdens de crisis wuifde Trump de waarschuwingen van economen over een mogelijke recessie in de VS en een stijgende inflatie weg. Hij beschouwde een zwakkere dollar en lagere rentetarieven niet als risico’s, maar als strategische instrumenten om Amerika weer groot te maken. De dollar daalde maar ook de aandelenmarkt daalde met 12% en beleggers begonnen Amerikaanse staatsobligaties met een lange looptijd te dumpen, wat wees op een vertrouwenscrisis in de Amerikaanse economie. Waarschuwingen van grote Amerikaanse retailers dat de VS door de invoerrechten nog maar twee maanden aan voorraad overhield, hebben Trumps besluit om van koers te veranderen mogelijk beïnvloed. Op 22 april kondigde hij een gedeeltelijke intrekking van de invoerrechten voor China aan en bevestigde hij dat er tariefonderhandelingen met Peking gaande waren. De Amerikaanse aandelenmarkt herstelde zich snel na het nieuws. De Chinese minister van Buitenlandse Zaken deed de gesprekken echter af als “nepnieuws”. Het roept een veel diepere vraag op: wat voor waarheid willen de markten nu echt? De westerse wereld lijkt nog steeds de voorkeur te geven aan blauwe pillen die illusies van troost geven boven rode pillen om de harde realiteit te accepteren. Nu Xi Jinping de lange termijn lijkt te spelen, moeten we ons dan schrap zetten voor een nieuwe schok?
Een handelsoorlog met tegengestelde ambities
Terwijl de aandacht gefixeerd is op Trumps invoerrechten op goederen, speelt de echte economische strijd op de lange termijn zich af in een minder zichtbare arena: de dienstensector. De meeste landen met een handelsoverschot in goederen met de VS – waaronder China, de EU, het VK, Canada, Mexico, Japan en Zuid-Korea – hebben in feite een handelstekort voor diensten met de VS. In het geval van China is dit dienstentekort opgelopen tot bijna 30 miljard dollar, waarmee ongeveer 10% van het handelsoverschot in goederen van 336 miljard dollar met de VS wordt gecompenseerd. De onevenwichtigheid diensten is grotendeels te wijten aan de sterkte van de VS in hoogwaardige dienstensectoren zoals onderwijs, reizen, intellectueel eigendom, financiële dienstverlening, technologie, telecom en andere zakelijke diensten. De Amerikaanse tarief- en technologieoorlogen hebben echter de Chinese inspanningen om Amerikaanse dienstverleners te vervangen door binnenlandse leveranciers versneld, waardoor een belangrijk deel van het Amerikaanse economische voordeel in gevaar komt.
De enige dienstensector waar China een handelsoverschot met de VS heeft, is logistiek. Het is dan ook geen verrassing dat Trump nu Chinese vrachtbedrijven en rederijen met nieuwe tariefdreigementen aanvalt. Het gaat niet langer alleen om wat China exporteert, maar ook om hoe het land verzendt, opslaat en levert. China’s dominantie in logistiek is mogelijk een voorbode van wat er in andere dienstensectoren te wachten staat. Naarmate China zijn binnenlandse kracht opbouwt op het gebied van technologie, financiën en digitale infrastructuur, dreigt het het traditionele Amerikaanse voordeel in de dienstensector uit te hollen. Hoewel Chinese dienstverleners Amerikaanse bedrijven wereldwijd nog niet hebben ingehaald, worden ze wel realistische alternatieven binnen China en in het Zuiden. Tegelijkertijd begint China de Amerikaanse dominantie uit te dagen in sectoren die ooit als veilige bolwerken werden gezien, via platforms zoals TikTok, de autonome rijtechnologie van Pony.ai en e-commercegiganten zoals TEMU en SHEIN.
Een vaak over het hoofd gezien gevolg van Trumps tarievenoorlog is dat deze, hoewel bedoeld om Chinese fabrikanten te straffen, in werkelijkheid China’s transitie naar een dienstengedreven economie versnelt – iets wat Peking al strategisch nastreefde. De VS wil zijn status als productiemacht herstellen. China daarentegen verschuift naar een consumptie-, innovatie- en dienstengedreven economie. In plaats van zich te richten op goedkope export, investeren Chinese bedrijven nu in hoogwaardige goederen en diensten voor hun groeiende middenklasse – een hoofddoelstelling van Xi Jinping’s economische agenda. Tegelijkertijd breiden ze uit naar nieuwe markten in het Zuiden en de Belt and Road-regio. Deze ontwikkelingen sluiten aan bij China’s strategie van “dubbele circulatie”: het stimuleren van de binnenlandse consumptie en het verminderen van de afhankelijkheid van westerse exportmarkten. Ironisch genoeg heeft Trumps handelsoorlog deze transformatie mogelijk versneld. De VS zijn juist de katalysator geworden die Chinese bedrijven aanzet tot modernisering en diversificatie. Bekeken door de lens van de economische transitie wordt Pekings weigering om toe te geven aan Amerikaanse druk begrijpelijker. Hoewel de handelsoorlog beide partijen pijn heeft gedaan, is het contrast duidelijk: de VS probeert een vervlogen industrieel tijdperk nieuw leven in te blazen, terwijl China zich richt op het bouwen van een nieuwe economische toekomst.
De dienstenfabriek van de wereld
Naarmate wereldwijd meer banen in de dienstverlening worden vervangen of aangevuld door algoritmen, zal het nieuwe concurrentievoordeel niet liggen in arbeidskosten, maar in betaalbaarheid, intelligentie en snelheid van dienstverlening. In dit nieuwe tijdperk zullen landen die schaalbare, hoogwaardige klantenservice kunnen bieden tegen de laagste marginale kosten, wereldwijde klanten winnen. China heeft een sterke positie verworven als de fabriek van de wereld en staat op het punt zijn model te herhalen en de dienstenfabriek van de wereld te worden. China’s race om koploper te worden op het gebied van AI gaat niet alleen over macht, maar ook over wie de diensten van morgen aan de postwesterse wereld zal leveren. Terwijl de wereld geobsedeerd is door Amerikaanse tarieven, geeft China stilletjes vorm aan een toekomst waarin de wereld meer afhankelijk is van Chinese diensten dan van goederen.
In 1980, toen China zich voor het eerst openstelde voor de wereld, was de dienstensector goed voor slechts 22% van het bbp en bood werk aan slechts 12% van de beroepsbevolking. In 2013 hadden de diensten de industrie ingehaald, aangewakkerd door verstedelijking, e-commerce en financiële innovatie. Vandaag de dag vormen de diensten 56,8% van het Chinese bbp en bieden ze werk aan 47% van de beroepsbevolking. In 2024 groeide de Chinese dienstensector met 5% – gelijk aan de bbp-groei – maar dit cijfer werd gedrukt door een terugval in de vastgoedsector. Andere segmenten zagen een veel sterkere groei: IT, telecom, software, leasing en zakelijke dienstverlening groeiiden met meer dan 10%, terwijl transport, opslag, accommodatie, catering, financiële dienstverlening en detailhandel met meer dan 5% toenamen. Op gebieden zoals IT en professionele dienstverlening (bijv. recht, consultancy) overtreft China de groei van de VS al. Hoewel China nog steeds achterloopt op geavanceerde economieën zoals de VS, waar diensten 77% van het bbp uitmaken, wordt de kloof snel kleiner. Deze verschuiving duidt op een diepere transformatie in de wereldhandelsdynamiek: een verschuiving van fabrieksgebaseerde economieën naar concurrentie op basis van dienstverlening en datacenters. Naarmate China zich positioneert als een AI-supermacht, zal deze evolutie versnellen. Kunstmatige intelligentie (AI) hervormt diensten zoals klantenservice, logistiek, financiën, gezondheidszorg en onderwijs en vervangt of versterkt menselijke rollen.
In deze opkomende wereldeconomie verschuift China’s concurrentievoordeel – van goedkope arbeid naar slimme, schaalbare en kostenefficiënte dienstverlening. De landen die hoogwaardige, door AI verbeterde diensten kunnen aanbieden tegen lage marginale kosten, zullen het volgende tijdperk van wereldhandel leiden. China, dat schaalvergroting in de maakindustrie heeft bereikt, past nu dezelfde logica toe op diensten – maar dan met een digitale twist. De overstap naar AI gaat niet alleen over het concurreren met de VS; het gaat over het herdefiniëren van de manier waarop diensten over de grenzen heen worden geleverd, met name in het Zuiden. Terwijl de krantenkoppen zich richten op tarieven en handelsbeperkingen, exporteert China in stilte een nieuw soort waarde: niet alleen producten, maar ook platforms, infrastructuur en digitale ecosystemen die Chinese diensten integreren in de dagelijkse activiteiten en producten van de wereld.
Bron: Nieuwsbrief van Pascal Coppens: This Month in China :A Turbulent Month for Global Trade