Wereldbank doet China suggesties voor inclusieve en duurzame groei

China kan een meer inclusieve en duurzame groei bereiken, zo meent de Wereldbank die in haar recentste analyse van het land zoals gewoonlijk enerzijds een balans opmaakt van de verwezenlijkingen en anderzijds ook raadgevingen doet voor een betere toekomst.

Tussen 1978 en 2014 stegen de reële inkomsten per persoon 16 maal wat 850 miljoen Chinezen uit de armoede haalde. Dit is een prestatie zonder voorgaande op deze schaal erkent de Wereldbank. Als resultaat van een geringere mortaliteit en een hogere levensverwachting kan een in China geboren kind verwachten 30 jaar langer te leven in vergelijking met een halve eeuw terug. Het duurde de rijke landen twee maal zo lang om hetzelfde resultaat te bereiken. China bereikte overigens alle Millennium doelstellingen.
Ook na de financiële crisis van 2008 droeg China het meest bij tot ’s werelds economische groei. De werkende bevolking piekte al in 2011 en voor de toekomst wordt een verdere daling verwacht. Met 60% van het bnp blijft de regeringschuld beheersbaar, maar vooral de bedrijven en lagere overheden staken zich in de schulden. Hoewel het aandeel aan niet performante activa gering is, toch blijft waakzaamheid geboden. Vooral het schaduwbankieren baart zorgen.
De rol van de markten nam toe en het gewicht van de staatsondernemingen in de economie nam af. Toch staan de 155.000 staatsondernemingen in voor 43% van de industriële activa, 30% van de omzet en 15% van de banen. Vooral in de diensten zijn de staatsondernemingen nog belangrijker qua investeringen dan hun collega’s in de privésector. Dit is vooral het geval in de sectoren transport, milieu en financiën. De Wereldbank pleit voor meer markttoegang van de privé bedrijven in deze sectoren.

Sociaal

China spendeert meer dan 2% van het bnp aan onderzoek & ontwikkeling (O&O) Daarmee staat het tweede na de VS en vertegenwoordigt het 14,4% van de wereldwijde O&O-uitgaven. Het Actieplan over IPR streeft tegen 2020 naar 14 patentaanvragen per 10.000 personen. China trekt wel nauwelijks 5% uit voor fundamenteel onderzoek, te weinig vindt de Wereldbank. Positief is dan weer dat het aantal wetenschaps- en ingenieurs onderzoekers groter is dan het aantal in VS en EU samen. De kosten om te snijden in de economische sectoren met overproductie dreigen hoog te zijn met zelfs tot 30% afdankingen in de vijf cruciale sectoren. Afgedankten kunnen echter over steun beschikken gedurende drie tot vijf jaar. Uit onderzoek blijkt voorts dat de ongelijkheid in China vooral te maken heeft met het inkomensverschil tussen stad en platteland.
China kon de afgelopen 35 jaar (1981–2015) een jaarlijkse groei van 4,7% in de landbouw aanhouden. Toch beschikt de gemiddelde boer maar over 0,4 ha grond en miljoenen migranten beproeven hun geluk in de steden. China is meer geavanceerd dan vele andere middelrijke landen in termen van integratie van het sociaal vangnet. Toch kan dit nog aardig wat beter vooral op het vlak van dibao of levensminimum politiek. 80 % van de arbeidskrachten dragen bij tot hun pensioenvorming en ook dat kan nog beter. Vooral de mobiele migranten zien dit niet zitten wegens het te geografisch versnipperd systeem. Hoewel migranten in principe kunnen meedoen in de Urban Resident Basic Medical Insurance (URBMI) weigeren sommige steden migranten of informele werkers. Ze kunnen daarentegen wel meedoen met het Urban Employee Basic Medical Insurance (UEBMI), maar de terugbetaling valt eerder pover uit.
Al bij al spendeerde China in 2015 0,32% van het bnp aan sociale vangnet programma’s (exclusief pensioenen en ziekte verzekering). De Wereldbank vindt dit aan de lage kant in vergelijking met de middelrijke landen waar dit 1,8% van het bnp bedraagt.
Hoewel op het vlak van gezondheidszorg de rurale gebieden een inhaalbeweging maakten, toch blijft de kloof tussen de steden en het platteland bestaan. In 2014 telden de steden per 1000 inwoners 9,7 gezondheidswerkers, 3,5 dokters en assistenten en 4,3 verplegers. In de rurale gebieden bedroeg dit 2,77 gezondheidswerkers, 1,51 dokters en assistenten en 1,3 verpleegsters. Meer dan twee derden van de dokters praktiseren in de stad. Weinigen voelen zich gemotiveerd om ten lande te gaan werken. Bovendien staat het ziekenhuis centraal. China beschikt over meer hospitaalbedden per 1000 personen dan Canada, Spanje, het VK en de VS. In die hospitalen wordt duur materieel over gebruikt en worden nog te veel niet noodzakelijke geneesmiddelen voorgeschreven. China staat voor de uitdaging om vooral preventie in de buurt centraal te stellen en de fragmentatie in zijn systeem te verminderen. Ook voor de snel ouder wordende bevolking zullen aangepaste diensten moeten worden verleend. De overheid heeft voor arme senioren al toelage systemen opgezet in 20 provincies.

Milieu

Van 1979 tot 2014 verzevenvoudigde het energiegebruik in een economie die 25 maal steeg en een stedelijke bevolking die verviervoudigde. China spendeerde in 2015 1,2% van het bnp aan milieubescherming. Indien daar 0,5% tot 1% zou bijkomen zou China op gelijke voet komen met de rijke Europese landen, aldus de Wereldbank. Door het Air Pollution Prevention and Control Action Plan uit 2013 daalde het PM10 fijn stof in 338 steden met 15%. Tegen 2030 moet de CO² uitstoot per bnp-eenheid met 60 tot 66% omlaag. Vervuiling is de vierde belangrijkste doodsoorzaak na dieetrisico’s, hoge bloeddruk en tabak. Het steenkoolverbruik ligt nog steeds hoog; ook de landbouw is een vervuiler en het aandeel van het openbaar vervoer dat 30 % bedraagt in het transport ligt nog te laag in vergelijking met de 60% in sommige steden als Londen, Tokio en Seoul.
Sinds 2005 nam de bosoppervlakte toe met 21 miljoen ha en China wil nog 70 miljoen ha bijkomend bos of driemaal de grootte van het Verenigd Koninkrijk. China heeft de meeste capaciteit aan windenergie, meer dan de helft van de zonne-verwarmers en is ook het thuisland van ’s werelds leidende zonne- en windenergieproducenten. Tussen 1990 en 2010 droeg China bij tot meer dan de helft van de wereldwijde energiebesparing. Helaas was in 2014 nog 37% van de rivieren niet geschikt voor menselijk contact en 16% ongeschikt voor gebruik. De behandeling van afvalwateren in stedelijk gebied is al decent maar ligt nog te laag in rurale kantons. De behandeling van vervuilde nijverheidsgronden sukkelt achterop. Ook gronderosie blijft een belangrijk probleem.  Het Milieuministerie beschikt echter hooguit over 3000 personeelsleden nationaal en lokaal. Ter vergelijking in de Verenigde Staten bedraagt dit 17.000 personeelsleden.

Handel en investeringen

Het laatste hoofdstuk behandelt buitenlandse handel en investeringen. De overgang van de overwegende uitvoer van textiel en kledij naar elektronica en machines was grotendeels voltooid in 2004. Na de financiële crisis bleef de uitvoer van goederen duurzaam stijgen met 12 % jaarlijks. Bij wat uitgevoerd werd, steeg de Chinese toegevoegde waarde. Bij computer- elektrisch en optisch materiaal waar de binnenlandse inbreng maar 26% bedroeg in 1995, steeg dit tot 45% in 2011. Tussen 2006 tot 2010 steeg de uitvoer van diensten met 17% jaarlijks maar dit blijft toch een zwak broertje in het geheel van de uitvoer.
De intrede van China in de WTO in 2001 heeft ook de buitenlandse investeringen sterk gestimuleerd. Eind 2015 had China in totaal 1.640 miljard dollar aan buitenlandse investeringen ontvangen. In 2015 overtroffen de Chinese investeringen in het buitenland echter ook voor het eerst de buitenlandse in China. De analyse van de Wereldbank sluit af met het ‘Belt and Road Initiative’ waarbij China langs de voormalige zijderoutes de infrastructuur op een hoger peil wil brengen zodat ook langs deze wegen nieuwe economische bedrijvigheid en handel ontstaat.
Bron:  http://www.worldbank.org/en/news/press-release/2018/02/22/promoting-a-more-inclusive-and-sustainable-development-for-china

Print Friendly, PDF & Email

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *