50 jaar reizen naar China

Vandaag is het precies 50 jaar geleden dat ik voor het eerst China binnenging; na drie jaar zelfstudie en een jaar officiële studie in Leiden. Er was geen directe vlucht Amsterdam – Beijing zoals nu. De totale reis duurde ongeveer 48 uur, inclusief een overnachting in Hong Kong. Graag deel ik hoofdstuk 2 van mijn dagboek van mijn jaar in China met onze lezers.

1975 – 2025; de wilde haren zijn korter, maar nog niet verdwenen; foto’s van de auteur

Hoofstuk 2 De lange weg naar China

Aangezien zo weinig mensen op China reisden, stonden internationale luchtvaartmaatschappijen niet bepaald in de rij om in Beijing landingsrechten te verkrijgen. Je kon niet zomaar een jaarretour Amsterdam – Beijing kopen. Als Nederlandse burgers gefinancierd door de Nederlandse overheid werden wij uiteraard geacht met onze eigen KLM te reizen. De KLM bestemming die het dichtst bij Beijing lag was Hong Kong, vanwaar het nog steeds drie en een half vliegen naar Beijing was. Je moest per trein naar het grensdorp Luowu reizen, met je bagage in je hand een brug over lopen, daar door de immigratieformaliteiten gaan en een lokale trein naar Guangzhou nemen, de grootste stad in Zuid-China. Vandaar kon je een lokaal vliegtuig je naar Beijing brengen. Dat was dan ook de route die Clem (mijn Nederlandse medestudent dat jaar) en ik namen.

Het stuk Amsterdam – Hong Kong werd gevlogen in een DC-8, een soort vliegende bus, volgens onze huidige maatstaven. We moesten om de zoveel uur landen om brandstof te tanken. Dit bood meerdere malen de gelegenheid onze benen te strekken en exotische vliegvelden te bekijken, maar voegde ook vele extra uren aan deze toch al lange reis toe. Toen we in Hong Kong aankwamen was het ongeveer tien uur in de avond.

Clem begon de reis met tegenslag. Zijn bagage bleek nog in Amsterdam te staan, toen wij in Hong Kong aankwamen. We waren het er meteen over eens dat ik zoals gepland de volgende ochtend naar Beijing door zou reizen, terwijl Clem de voorkeur gaf te blijven en op zijn bagage te wachten. We namen een taxi rechtstreeks naar ons hotel, het Ambassador Hotel aan Hong Kongs beroemde Nathan Road, ook wel bekend als de Gouden Mijl. Die naam verwees niet naar de waardevolle artikelen die je daar kon kopen, maar naar de omzet van de vele winkels aan die straat lagen, waar de toeristen veel te dure leren tassen, electronica en andere zaken die ze waarschijnlijk nooit zouden gebruiken kochten.

Ondanks die perfecte locatie voor de jonge avonturiers die wij waren, besloten we toch die nacht in het hotel te blijven. We waren blij in een echt bed te kunnen slapen die lange vlucht in een krappe vliegtuigstoel. Het onbekende duister van het nachtelijke Hong Kong beangstigde ons wellicht ook enigszins, hoewel geen van ons dat had durven toegeven.

Hong Kong was toen nog steeds de stad van Suzy Wong, die beroemde prostituée uit de film. I was nog maar net in mijn kamer, toen de telefoon ging. Een dame groette me met de woorden: ‘Hallo, ik ben Jenny’. Ik antwoordde dat mijn naam Peter was en dat ik doodmoe was van de lange vlucht. Tot mijn verrassing hield ze niet lang vol. Wellicht was ze ervan overtuigd dat ze vroeger of later die avond toch wel een man in nood zou kunnen treffen. Toen ik dit voorval tijdens het ontbijt aan Clem vertelde, ontkende hij ook gebeld te zijn. Een interessant detail is dat mijn hotelrekening voor die nacht op naam van ‘Dhr & Mw Peverelli’ was gezet. Ik had geen zin er een punt van te maken, aangezien het hotel door ons Ministerie van Onderwijs geboekt was.

Hoe moe ik ook was, ik deed toch even de TV aan om mijn eerste Chinese TV ervaring op te doen. Ik kwam er snel achter dat ik de keuze had tussen een traditionele Cantonese opera en een western met John Wayne, in het Cantonees nagesynchroniseerd. Mijn eerste ontmoeting met de cultuur in Hong Kong was geen overweldigend succes. Ik kroop daarop in bed en sliep snel in.

Ik zette mijn reis naar Beijing de volgende ochtend voort. Clem vergezelde me naar het station van Hong Kong. Voor hem was het een gelegenheid de route te verkennen die hij daags erna zelf ook zou moeten volgen. Hij had daarnaast ook niet veel beters te doen, behalve hopen dat hij later die dag met zijn bagage herenigd zou worden. Hij kon niet anders dan dezelfde kleren te dragen als die waarmee hij de vorige dag aangekomen was.

Ik herinner me niet veel van de taxirit naar het station, behalve die het ontzettend kort was. Het duurde maar een paar minuten. Mijn sterkste herinnering was het verschil in temperatuur en vochtigheid tussen de hotel lobby met airconditioning en de de straat. Hong Kong is een subtropische regio en het is er nog behoorlijk heet en vochtig in september. De straat op gaan voelde als het binnenstappen van een sauna, maar dan volledig gekleed.

Als je iemand naar het station vergezelde, was het niet toegestaan die persoon helemaal tot op het perron te begeleiden. We namen afscheid nadat ik mijn kaartje gekocht had aan een speciaal loket voor grens overscheidende reizigers en klaar was om de voor reizigers met een kaartje gereserveerde ruimte te betreden. Ik stapte de trein naar Luowu in die mij al met open deuren stond te verwelkomen. Daar zat ik dan, in mijn eentje, op weg naar het grote onbekende.

Toen een verkoper van etenswaren voorbij kwam, kocht ik koffie en een sandwich, ondanks dat ik mijn ontbijt nog niet verteerd had. I wilde van de laatste Hong Kong dollars af, maar ik deed het vermoedelijk ook omdat ik niet zeker was wanneer ik weer van zo’n westerse hap zou kunnen genieten.

De grens tussen Hong Kong en China was nog steeds een soort schemerzone in 1975. Het was de kroonkolonie Hong Kong, een deel van het Britse Rijk, maar wanneer je je goed opstelde, kon je zowaar China inkijken en zien wat er aan de andere kant van grens gebeurde. Voor toeristen waren er wachttorens opgericht om een glimp op te vangen van het plattelandsdorpen aan de andere kant van de grensrivier.

Nu ligt er de Shenzhen Special Economic Zone, zeker zo modern als Hong Kong. Je kunt er nog steeds per trein naar toegaan, maar als je einddoel Guangzhou is, dan zal je trein doorstormen en pas bij Guangzhou Oost tot stilstand komen. Het is als een vitrine voor de modernisatie van China opgezet. Hoewel er nog steeds een echte grens is, met wachtposten en paspoortcontrole, als je dat wilt meemaken, moet je nu een lokale trein nemen of een ander transportmiddel om naar de grens te gaan en al die formaliteiten te doorlopen.

Als dat echt eens wilt proberen, vermijd de feestdagen dan, anders zul je tussen honderden lokalen in de rij moeten staan.

Terug in 1975 moest ik zelf mijn bagage dragen. De houten brug was echt rudimentair. Ik kon de grensrivier onder mijn voeten zien stromen.

De paspoortcontrole was de eerste verassing. Na al die verhalen over de achterdocht jegens buitenlanders gehoord en gelezen te hebben, kwam die formaliteit mij als belachelijk kort en ontspannen voor. Geen vragen, geen body check, geen verzoek mijn koffer te mogen inspecteren, niet meer dan nog een stempel in mijn paspoort. Na die eerste stappen op Chinees grondgebied werd ik naar een bankje geleid waarop ik op de lokale trein kon wachten die mijn verder naar Guangzhou zou brengen.

Ik was niet de enige Nederlander.

Ik had onverwacht gezelschap tijdens mijn reis van Hong Kong naar Beijing. De visaman van de Nederlandse Ambassade in Beijing en zijn vrouw en zoon bleken op dezelfde trein te wachten. Hoewel wij Nederlanders niet altijd blij zijn landgenoten in het buitenland te ontmoeten, laat staan dat we diepgaande gesprekken met hen aan te gaan, vonden we het toch buitengewoon toevallig op die plaats en dat moment.

Hij had al enige ervaring in Beijing en ik wilde dus graag zoveel mogelijk informatie over het leven in Beijing uit hem zuigen. Voor hem was ik andere Nederlandse man en hij keek uit naar vele uren van serieuze discussies over . . . voetbal. Helaas kon geen van ons de verwachtingen van de ander waar maken. Hij kon mij uiteindelijk niet veel meer vertellen dan een paar zaken over het leven van de expatriates en ben geen sportief persoon, nu niet en toen ook niet. Later vertrouwde Cultureel Attaché Richard mij toe dat zijn collega mij aangeduid had als uiterst saai. I vertrouwde hem terug dat die gevoelens wederkerig waren.

Terug bij het grensstation was alles nog steeds nieuw voor mij en wilde ik ieder detail van wat mijn zintuigen ook maar op konden pikken absorberen. De ervaring in de Chinese Ambassade werd bevestigd: zo veel dingen leken inderdaad op wat ik in mijn deel van de wereld gewoon was. Dat is natuurlijk ook geen wonder. Alle mensen zitten op min of meer dezelfde stoelen overal ter wereld. Hoeveel variatie kan er zijn in stoelen? Op die leeftijd, gedreven door zulke sterke verwachtingen wanneer je een nieuwe wereld binnenkomt, verwacht je dat alles opwindend anders is.

Dat was niet zo.

De klok aan de wand was een rond elektrische klok die efficient de tijd aanwees met twee wijzers, een voor het aangeven van de uren en de andere de minuten. Mijn grootvader had een plastic geval dat de datum en de dag van de week aangaf. Er zat een knop op die hij iedere ochtend in moest drukken. Dat was nuttig voor hem, omdat het hem elke dag aan de datum herinnerde. Hij was een beetje vergeetachtig aan het worden. De stationschef van Shenzhen, hoe klein en onbeduidend het toen ook leek, hoefde geen handeling uit te voeren; hij had een elektrische klok. Heel modern, maar toch, in een fractie van een seconde, ook enigszins zorgwekkend: wat als China over het algemeen net als Nederland zou blijken? Waar zou ik dan heen moeten, om een totaal andere wereld te kunnen beleven?

De spoorweg en het station waren enigszins verhoogd boven de velden. Ik ontdekte een balkon naast mijn bank en stapte erop om te zien of ik buiten iets echt nieuws kon ontwaren. Pal onder mij zag ik een jonge vrouwelijke wachtpost, gekleed in een grijs uniform met een rode ster op haar pet en een geweer over haar schouder. Eindelijk, een tafereel dat ik uit de publicaties over China herkende. Toch, ondanks haar uniform en wapen kwam ze mij niet erg afschrikwekkend voor. Zij stond daar gewoon haar werk te doen. We keken elkaar recht in de ogen en zij leek mij gade te slaan met op zijn minst even grote nieuwsgierigheid als waarmee ik haar inspecteerde. We waren elkaar aan het opnemen en op het moment dat zij dat gewaar werd, glimlachte ze naar me. We hadden contact. Alweer heel anders dan wat je uit de verhalen over China thuis leerde.

Terugkijkend op die situatie realiseer ik me dat, terwijl ik geïntrigeerd was door de combinatie van een aantrekkelijke vrouw in uniform met een wapen, zij op haar beurt in verwarring moet zijn gebracht door het beeld van die jonge westerling die op een man leek, maar ook zijn haar tot op zijn schouders droeg. Vergeet niet dat het 1975 was en dat de meeste jonge Europese mannen lang haar hadden. Zie de foto bij dit artikel.

De lokale trein was de volgende verassing, omdat die moderner en comfortabeler was dat de antieke trein die mij van Kowloon Station naar de grens gebracht had. Dat werd snel gevolgd door een nieuwe verassing: een Chinese heer die wist dat ik die trein zou nemen verscheen plotseling uit het niets. Eindelijk iets opwindends. Een onbeduidende Nederlandse student komt dat grote land binnen en wie dan ook in Beijing krijgt het toch voor elkaar dat er iemand klaar staat om hem op te pikken en hem tot aan het vliegtuig op het vliegveld van Guangzhou te begeleiden. Niet om het een of ander maar hij was een stuk interessanter als gesprekspartner dan de ambassademan die alleen maar over voetbal wilde praten. De man sprak vloeiend Engels en wilde het graag met al die buitenlanders in de trein oefenen. Dat vond ik prima, omdat ik mijn Mandarijn die dag al genoeg geoefend had met de mensen in het station van Shenzhen. Ik gaf de voorkeur aan uit het raam te kijken en alle details van het passerende landschap in me op te nemen.

I herinner me overigens weinig van de treinreis naar Guangzhou en ook van de autorit van het station van Guangzhou naar het vliegveld (ja, er stond ook een auto met chauffeur voor mij klaar staan) is mij niet veel bijgebleven. Dat is wellicht het gevolg van het hebben van een gids die je met alles helpt, tot aan het kopen van een ticket naar Beijing. Je geest schakelt zichzelf geleidelijk naar een lager niveau van ontvankelijkheid.

De gids zij vaarwel bij het vliegveld en liet me wederom alleen achter met mijn voetbal minnende landgenoot en zijn familie.

De vlucht van Guangzhou naar Beijing was al evenmin een aanleiding het echte China te proeven. Het interieur leek precies als dat van het KLM toestel, zonder het blauw-witte logo. De stewardessen kwamen me erg jong over en leken meer interesse te hebben in het zoontje van de diplomaat dan voor de andere passagiers.

Er zou een maaltijd worden geserveerd en ik keek uit naar mijn eerste maaltijd in China. Ik begon ook trek te krijgen, aangezien de sandwich die ik in de trein van Kowloon gekocht had het enige voedsel was dat ik na mijn hotelontbijt tot me genomen had.

De Chinese cuisine was kennelijk niet zo geschikt om in een centrale keuken klaar te maken, in te vriezen om het daarna weer te ontdooien en aan vliegtuigpassagiers te serveren. Zelfs in het midden van de jaren zeventig serveerde de enige luchtvaartmaatschappij van China, de CAAC (Civil Aviation Administration of China) al westerse maaltijden, of op zijn minst iets dat een duidelijke poging tot westerse cuisine was. Ik genoot dus inderdaad mijn eerste maaltijd in China in het vliegtuig, maar het was geen Chinees maal.

Nu we Beijing naderden was ik sowieso te opgewonden om aan voedsel te denken. Beijing was niet alleen het einddoel van mijn lange reis uit Amsterdam die twee dagen daarvoor begonnen was; het was ook een mijlpaal in het realiseren van een van de belangrijkste doelstellingen van mijn levensplan: een tijd in China door te brengen. Al die ooms, buren, vrienden, leraren en wie nog meer die zo gretig klaar stonden hun twijfel met mij te delen over het slagen van mijn voornemen hadden het niet bij het rechte eind gehad.

Bron: One Turbulent Year – China 1975 (het dagboek van de auteur)