Ideologie in China: honderd bloemen?

Leading Schools of  Thought in Contemporary China, een boek van Ma Licheng  brengt de ideologische verscheidenheid van het hedendaagse China in kaart. In de westerse media lijkt China nog dikwijls een ideologische monoliet. De partij dicteert en de bevolking knikt. Maar wie de geschiedenis van het hedendaagse China volgt weet dat er voortdurend strijd is tussen wat Ma Licheng verschillende denkscholen noemt. Een strijd die af en toe dramatisch culmineert, denk maar aan de Culturele Revolutie of de opstand van Tian An Men .

Een recensie door Frank Willems
ideologieSinds de aanvaarding van de nieuwe politieke lijn van Deng Xiaoping in 1978, is er het besef dat ideologische verscheidenheid nodig is om dogmatische verstarring te beletten. Dat besef zit nog duidelijker in het concept ‘wetenschappelijke ontwikkeling’ van de vorige president en partijleider Hu Jintao. Wetenschap betekent immers botsing van tegenstrijdige standpunten waaruit de waarheid naar voor komt.
De verschillende ideologieën, denkscholen komen tot uiting in de media – partijmedia of andere -, in de academische wereld – faculteiten, Chinese academie van sociale wetenschappen-, en in onafhankelijke of met partij en staat gelieerde denktanks.
Ma Licheng, een freelance journalist die voor verschillende officiële Chinese kranten werkte en ook als onderzoeker werkte in Tokio en Singapore, verdeelt het huidige ideologische landschap in acht strekkingen. Zijn indeling is logisch, al kan je altijd discussiëren over een categorie meer of minder.
Er is een beperking: het gaat enkel om ideologieën die het huidige bestel aanvaarden, ook al hebben ze – soms scherpe – kritiek en willen ze het systeem soms grondig hervormen. Dat is het geval voor de acht onderzochte strekkingen. Je krijgt in het boek geen beschrijving van openlijke dissidentie, van separatisten, van fundamentalistische moslims of dito Tibetaanse boeddhisten. Maar zelfs zo is de verscheidenheid fascinerend en maatschappelijk relevant.
De beschrijving van de strekkingen is niet altijd systematisch. Ma gaat eerder voor een chronologisch verhaal. Daarbij vertrekt hij van uitspraken en publicaties op bepaalde historische momenten en traceert zo de lotgevallen van elke strekking. Hij beschikt over een schat aan interne informatie over de debatten die gevoerd werden op cruciale momenten van de recente geschiedenis.
Ook hier een beperking: Ma vermijdt té hete hangijzers. Zo vind je in het boek nauwelijks iets over Hu Yaobang, de liberale partijleider die in 1987 afgezet werd, en die in 1989 overleed aan een hartaanval, naar verluidt opgelopen tijdens een slaande ruzie op het politbureau. Over de beoordeling van de politiek van Hu werd nooit een officieel standpunt ingenomen. Ook raakt Ma de gebeurtenissen van Tian An Men slechts zijdelings aan.

Deng en Maomaodeng

Zoals het past vangt Ma aan bij de overheersende ideologie, die van Deng Xiaoping en zijn ‘socialisme op zijn Chinees’, ook marktsocialisme genoemd. We krijgen een gedetailleerd insider verslag van het partijplenum van 1978 waar Deng na moeizame debatten zijn controversiële ideeën voor het eerst wist te doen aanvaarden. Ook komt de beslissende rol van Deng in 1992 ter sprake. Na Tian An Men was er een sterke strekking die de economische hervormingen wilde terugschroeven, maar Deng besloot dat men juist meer moest hervormen in de richting van een markteconomie. Als hoogbejaard en gepensioneerd politicus wist hij toch die strategie te doen aannemen.
Ma Licheng gaat in op de evoluerende politieke inzichten van Deng over democratie. Dat gaat van het los laten van de teugels einde jaren 70 tot het inzicht dat het machtsmonopolie van de Partij beschermd moest worden, omstreeks 1980. In de jaren 80 woedde de strijd tussen ‘democraten’ en ‘neo-autoritairen’. Die laatsten wilden wel economische hervormingen, maar stelden het debat over democratie voor onbepaald tijd uit. Deng koos hun kant. Ma werkt hier onder meer met citaten uit teksten gepubliceerd vlak voor de opstand rond Tian An Men.
De tweede belangrijke school is het maoïsme, wat Ma de ‘oude linkse school’ noemt. Hij beschrijft het maoïsme aan de hand van vier verloren debatten met de dengisten. Het eerste was de discussie tussen ‘altijd Mao volgen’ of ‘praktijk als enig criterium voor de waarheid’ in 1978; dit wordt in detail door insiders verteld. Het tweede debat startte na Tian An Men. De vraag was: ‘Hebben we kapitalistische of socialistische hervormingen nodig?’ Dat debat duurde tot 1992 en werd door de interventie van Deng zelf beslist. Tussen 1995 en 1997 werd ronde drie uitgevochten. De maoïsten publiceerden in die periode vier ‘manifesten van tienduizend karakters’ waarin hervormingen naar markteconomie en de aanmoediging van privébedrijven werden gebrandmerkt als kapitalisme. Voorman vanaf het tweede debat was Deng Liqun, bijgenaamd de ‘kleine Deng’. Het partijcongres van 1997 bevestigde echter het vertrouwen in partijleider Jiang Zemin en premier Zhu Rongji, die de dengistische lijn belichaamden.
De vierde ronde begint in de 21ste eeuw en loopt volgens Ma tot nu. Telkens er negatieve aspecten van de hervormingen bekend raken staan er oude maoïsten op om de hervormingen aan te klagen. Er is formeel nooit rekening gehouden met hun kritiek. Maar partijleider Hu Jintao heeft vanaf 2003 wel de louter op economische groei gerichte politiek van zijn voorganger Jiang Zemin sociaal en ecologisch moeten bijsturen. Dat gebeurde onder het motto ‘harmonische maatschappij’. Naast de kritieken op de economische hervormingen zijn er ook vandaag nog personen die oproepen tot de ‘grote democratie’ die Mao tijdens de Culturele Revolutie wilde lanceren, als alternatief voor het neo-autoritarisme van Deng. Auteur Ma heeft duidelijk weinig sympathie voor de maoïsten, waarvan er volgens hem een aantal zijn overgelopen om mee van het dengisme te kunnen profiteren.

marxblairNieuw Links en liberale sociaaldemocratie

Als derde komt ‘Nieuw Links’ aan beurt. Typisch voor deze strekking is dat ze gedeeltelijk steunt op ideeën die ze overneemt van (radicaal) links in het Westen. Wang Hui is in het Westen meest bekend. Het is geen homogene strekking. Een aantal vertegenwoordigers proberen de Culturele Revolutie te rehabiliteren. Anderen zijn beïnvloed door de geschriften van Samir Amin over globalisering. Nieuw Links heeft kritiek op de markteconomie, de ontwikkeling van de privésector en de corruptie. De vraag of China al kapitalistisch is of nog socialistisch beantwoorden ze uiteenlopend. In de loop van de 21ste eeuw zijn de standpunten van Nieuw Links echter opgeschoven. Onder invloed van de successen van China zijn ze stilaan begonnen met het ‘Chinese model’ te verdedigen tegenover het ‘westerse model’; ze evolueerden dus in meer nationalistische richting. Ma voelt niets voor Nieuw Links en put uitvoerig uit ‘liberale’ kritieken op hen.
Een vierde denkschool is het ‘democratisch socialisme’. Ma brengt deze school ideologisch in verband met de westerse sociaaldemocratie. Einde jaren 70 en in de jaren 80 klonken de eerste stemmen voor een meer ‘humaan’ socialisme. De ondergang van het socialisme in Oost-Europa was een domper op deze strekking en nieuwe positieve academische publicaties over ‘democratisch socialisme’ kwamen er pas in de late jaren 90. Bij deze categorie rekent Ma een aantal critici van Mao’s maatschappijvisie, met als bekendste de toenmalige president van de Chinese academie voor sociale wetenschappen Hu Sheng. In 2009 pleitte Gao Fang, een professor van de Renmin universiteit, voor meer democratie en een meerpartijenstelsel. Een historisch voorbeeld voor deze strekking was Hu Yaobang, de in 1987 afgezette partijleider. Du Guang, een professor aan de Centrale Partijschool, schreef in 2009 een lovend artikel over hem. Sommige academici hebben gepleit voor ‘universeel geluk’ , anderen benadrukken sterk de uitbouw van de rechtsstaat en impliciet het afschaffen van het machtsmonopolie van de CPC. Een echte sociaaldemocraat naar westerse normen is Xie Tao, voormalig voorzitter van Renmin universiteit. Die schrijft in 2007 dat uit correcte lezing van Marx en Engels blijkt dat het socialisme er moet komen met vreedzame middelen en pluralisme en niet door revolutie en machtsmonopolie, en dat dus de echte socialisten de westerse sociaaldemocraten zijn. Hua Bingxian kwam in 2010 op voor ‘constitutionele democratie’. Volgens hem is economische ontwikkeling niets zonder politieke democratie. Hijzelf zegt dat zijn constitutionele democratie verschilt van een liberale democratie, maar het verschil is niet echt duidelijk. Ook Ma Licheng, de auteur zelf van het boek, staat erg positief tegenover het ‘democratisch socialisme’. Dat komt uit het boek overduidelijk naar voren.

wu-jinglianmartin-jacquesTanend liberalisme, opkomend nationalisme

De ‘liberale’ denkschool kende een eerste bloeiperiode in de jaren 80. Deng had het motto ‘de gedachten bevrijden’ gelanceerd en de deuren stonden wijd open voor westerse publicaties en invloeden. De bewondering voor het meer ontwikkelde Westen bevorderde de liberale gedachten, maar de Partij ging op de rem staan. De openlijke botsing kwam er met Tian An Men. Nadat China sinds 1992 hervormde naar een markteconomie kreeg de liberale gedachte dat men het westerse economische systeem maar moest overnemen nieuwe stuwkracht. Vooraanstaande economisten zoals Wu Jinglian en Dong Fureng pleitten hiervoor. Eind jaren 90 publiceerde een aantal academici artikelen die het liberalisme ook als politiek en ethisch model verdedigden. De liberalen waren de grootste critici van Nieuw Links en zeer invloedrijk. Begin 21ste eeuw is hun invloed echter aanzienlijk afgenomen. De kwalijke neveneffecten van de economische ontwikkeling ten allen prijze, de frauduleuze privatiseringen van eind jaren 90, de pijnlijke saneringen van de staatsbedrijven, de toegenomen corruptie, de teloorgang van sociale voorzieningen hebben veel liberalen naar links gedreven of naar het nationalisme. De recente evolutie van de wereld heeft het Chinese liberalisme evenmin geholpen.
De ‘nationalistische‘ denkschool duikt in het hedendaagse China op in 1990. In de nasleep van de gebeurtenissen rond Tian An Men probeert het Westen China te boycotten. En door de ondergang van het socialisme in Oost-Europa verliest het socialisme zijn internationalistisch karakter. De beate bewondering voor het ontwikkelde Westen zal plaats maken voor trots op het snel ontwikkelende China. Het boek ‘The China that can say no’ uit 1996 is een mijlpaal. Toch krijgt de tendens veel weerwerk. De internationale strategie van Deng was immers gebaseerd op de gedachte dat China niet te veel moest opvallen, niet met zijn kracht moest te koop lopen. In reactie op anti-Chinese acties in het Westen naar aanleiding van de Olympische spelen in Beijing verscheen in 2009 het boek ‘Unhappy China’. Het boek van Martin Jacques ‘When China rules the world’ is eveneens erg populair in China. Een extreme met het fascisme flirtende nationalist is Mo Luo die in 2010 ‘Stand up China’ publiceerde. De auteur rekent verder ook de antiglobalisten die zich verzetten tegen de toetreding van China tot de WTO in 2001 tot het kamp der nationalisten, terwijl Nieuw Links hier wellicht meer toepasselijk was. Een belangrijke actuele discussie is de relatie China-VS. Kan de opkomst van China vreedzaam verlopen, zoals de officiële politiek verkondigt? Of is een groot (militair) conflict met de VS onvermijdelijk? Een aantal auteurs, waaronder ook militairen, heeft opgeroepen voorbereid te zijn op oorlog. De ‘draai naar Azië’ van de VS onder president Obama, de oplopende spanningen met Japan helpen de nationalistische gevoelens aanwakkeren. De auteur gaat niet in op de invloed die deze strekking mogelijk heeft op de politiek van de huidige leiding.

maoBeijing, Confucius TempleDreigend populisme, marginaal confucianisme?

Het ‘populisme‘ is volgens de auteur vandaag geen echte denkschool, maar eerder een grondstroming. Blijkbaar bedoelt hij met populisme vooral spontane ongecontroleerde massabewegingen. In dit hoofdstuk rekent hij eerst af met Mao, die hij ziet als kampioen van het populisme sinds de boerenbeweging in Hunan in de jaren 20 tot en met de Culturele Revolutie. Vandaag uit het populisme zich vooral als uitlaatklep voor de ontevredenheid van het gewone volk over voorrechten van een klasse superrijken. Daarbij speelt het internet een cruciale rol. De auteur geeft als voorbeeld een aantal ophefmakende incidenten van de voorbije tien jaar, onder andere de haatcampagne tegen economist Mao Yushi die het in 2006 voor de rijken opnam. Populisme kan een gevaar vormen voor de markteconomie en de weg effenen voor een despoot. De auteur onderschat deze grondstroming niet en roept op maatregelen te nemen om de ontevredenheid op te vangen op een andere manier.
Als laatste beschrijft Ma het ‘neo-confucianisme’. De auteur behandelt de discussie sinds de jaren 50 tussen Chinese en buitenlandse confucianisten. Die draait rond de vraag of men zich moet engageren in de politiek en of men in dat geval de Chinese regering moeten steunen om zo het confucianisme te versterken. De idee van ‘ welwillend bestuur’ staat centraal. Hoe kan dat het beste gerealiseerd worden? Door de autoritaire CPC te steunen of door te streven naar meer democratie? Of door het stichten van ‘speciale confucianistische zones’? De discussie over de relatie confucianisme-constitutionalisme gaat nog steeds verder. Een buitenbeentje is Chen Ming die de integratie van confucianisme en liberalisme preekte. Het imago van de confucianisten kreeg echter een flinke knauw door de betrokkenheid van topfiguur Zheng Jiadong in een fraudeschandaal. De auteur gaat diep in op de theoretische discussies tussen confucianisten onderling, maar geeft jammer genoeg geen aanduiding van hun reële impact op de Chinese maatschappij.
Het boek leest ondanks het ingewikkelde onderwerp vrij vlot. Het verscheen oorspronkelijk in het Chinees in 2013. Het werd correct in het Engels vertaald in 2016. Er bestaat evenwel nog een tweede en derde deel, uitsluitend in het Chinees. Deel 2 brengt verslag van een debat over het boek georganiseerd door de Boyuan Foundation. In deel 3 geven enkele experts hun eigen visie op de verschillende denkscholen. Een ChinaSquare-lezer nam de Chinese teksten door en vatte ze in het Nederlands samen. Ze staan in bijlage bij dit artikel.
Ma Licheng, Leading Schools of Thought in Contemporary China.
Origineel in het Chinees, Social Science Academic Press 2013
Engelse vertaling World Scientiific Publishing Co, Singapore 2016, 215 blz.
ISBN 978-981-4656-38-2
De bijlage over deel 2 vind je hier

Print Friendly, PDF & Email

5 comments for “Ideologie in China: honderd bloemen?

  1. De vraag in de titel van het artikel: “100 bloemen?” refereert aan de leuze van Mao waarmee hij daarna zijn tegenstanders meedogenloos afhandelde.
    De stellingname van Frank komt mij zeer bizar voor. Hij stelt dat “Strijd die af en toe dramatisch culmineert, denk maar aan de Culturele Revolutie of de Tian An Men opstand” een discussie is tussen denkrichtingen. Maar bij beide ‘discussies’ werd de uitkomst beslist door wapens en niet door woorden.
    Het antwoord op de vraag “100 bloemen?” geeft Frank zelf ook al: “het gaat stuk om ideologieën die het huidige bestel aanvaarden”

  2. @Huub: het interessante van het boek is dat het inderdaad een portret geeft van de ideologieën in China.Ik ken geen enkel ander soortgelijk werk. Dat het overzicht onvolledig is, tot daar aan toe. De ontbrekende stukken kunnen we wel zelf aanvullen met Westerse bronnen.
    Ik schreef dat de ‘strijd’ tussen ideologieën culmineerde, niet de ‘discussie’ zoals jij beweert. Ik suggereerde evenmin dat de Culturele Revolutie of de Tian An Men opstand beleefde woordenwisselingen waren.
    De ‘honderd bloemen’ in de titel zijn bedoeld als teaser. Fijn dat je erop reageert.

  3. De vraag ‘honderd bloemen?’ refereert naar 百花齐放,百家争鸣 (Laat honderd bloemen bloeien, laat honderd scholen wedijveren). Mao heeft de leuze niet uitgevonden en heeft al zeker geen monopolie op het gebruik.
    Is er ergens op aarde een politiek bestel dat alle mogelijke soorten ideologieën aanvaardt, inclusief ideologiën die het heersende bestel wil vernietigen zonder adequate oplossingen te bieden voor maatschappelijke problemen? Waar worden bijv. fascistische en IS-ideologieën aanvaard? Wat is het lot van Sharia4Belgium? Met andere woorden: waar wordt er destructieve kritiek aanvaard? Absolute vrijheid bestaat enkel in theorie.
    Frank zegt: “De ontbrekende stukken kunnen we wel zelf aanvullen met Westerse bronnen.” Dit doet denken. Elke maatschappij heeft inderdaad zijn eigen blinde vlekken.

  4. @Frank: toch even opmerken dat je wel degelijk stelde dat het ging om een strijd tussen denkrichtingen: “Maar wie de geschiedenis van het hedendaagse China volgt weet dat er voortdurend strijd is tussen wat Ma Licheng verschillende denkscholen noemt.” Bij strijd tussen denkscholen denk ik niet aan een burgeroorlog zoals zich die toen afspeelde.
    In je antwoord stel je ook dat we de ontbrekende stukken kunnen aanvullen uit Westerse bronnen. Hiermee geef je precies het probleem aan: die bronnen zijn voor Chinezen afgesloten !
    @Lok: ik heb die 100 bloemen toch verbonden aan Mao, omdat zijn foto er ook 2 x bij staat. Ik denk ook dat elke maatschappij zijn eigen blinde vlek heeft, denk bv aan ons slavernijverleden, maar ik denk ook dat China, de CCP een blinde vlek heeft t.a.v. het eigen verleden.

  5. Burgeroorlog is inderdaad geen normale vorm van strijd tussen denkscholen. Daarom schreef ik ook ‘culmineerde’. Er had ook ‘ontspoorde’ kunnen staan. Overigens is een burgeroorlog over denkscholen (of overtuigingen, of ideologieën, of religies) niet zo zeldzaam.
    De recensie ging over het nut van het boek voor ons. Uitmaken hoe nuttig het is voor Chinezen vereist een andere benadering.
    De foto’s van Mao: Grappig dat je die met 100 bloemen associeert. De acht foto’s symboliseren en eigenlijk elk een denklijn. Mao eenmaal voor ‘oud links’ en eenmaal voor ‘populisme’.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *