Chinese farmaceutische pioniers zetten vol in op Afrika

Chinese farmaceutische en medtech-bedrijven verleggen stilaan hun focus van klassieke export vanuit China naar lokale productie en distributie op het Afrikaanse continent. Het gaat niet alleen om grote, gevestigde namen, maar ook om tientallen middelgrote en kleinere Chinese spelers die voor het eerst buiten Azië investeren.

Jan Reyniers

Humanwell fabriek in Ethiopië Foto: Humanwell Disclaimer

Die verschuiving is geen toeval. Op de Chinese thuismarkt kampen deze bedrijven met potentiële saturatie en intense concurrentie. Die concurrentie wordt versterkt door overheidsregulering en gecentraliseerde aanbestedingen. Tegelijk maken geopolitieke spanningen en handelsconflicten de Europese en Noord-Amerikaanse markten onzeker. De Financial Times ziet Afrika op lange termijn als een strategische groeimarkt voor China.

Van export naar lokale aanwezigheid

De verschuiving is zichtbaar in landen als Rwanda, Kenia, Egypte, Ethiopië en Ivoorkust. In die landen bouwen Chinese bedrijven niet alleen farmaceutische fabrieken; ze ontwikkelen er ook verpakkingslijnen en onderzoeks- en ontwikkelingscentra (R&D-centra). Rwanda profileert zich bijvoorbeeld expliciet als regionaal farmaceutisch knooppunt, met belastingvoordelen en versnelde vergunningstrajecten voor buitenlandse investeerders.

Lokale productie is vaak ook een formele vereiste om te mogen deelnemen aan grote internationale aanbestedingen van organisaties zoals UNICEF, GAVI en het Global Fund. Maar de achterliggende Chinese motieven zijn vooral structureel.

Internationaal zoeken Chinese bedrijven een uitweg uit een langzamerhand verzadigde thuismarkt. Afrika combineert snelle bevolkingsgroei met een jonge demografie en een stijgende vraag naar gezondheidszorg. Volgens de International Finance Corporation (IFC) kan de Afrikaanse gezondheidsmarkt tegen 2030 uitgroeien tot ongeveer 259 miljard dollar.

Tegelijk blijft het continent kwetsbaar voor epidemieën. De coronapandemie legde dat pijnlijk bloot: meer dan 90 procent van de geneesmiddelen die in Afrika worden gebruikt, moet worden ingevoerd. Volgens McKinsey & Company vertegenwoordigt Afrika vandaag slechts 2 à 3 procent van de wereldwijde farmaceutische productie. Die afhankelijkheid heeft zowel Afrikaanse beleidsmakers als Chinese investeerders wakker geschud.

Drie belangrijke voorbeelden

Drie belangrijke Chinese bedrijven hebben zich tot doel gesteld in Afrika zélf essentiële geneesmiddelen te produceren en/of er degelijke distributienetwerken uit te bouwen. Hun doel beperkt zich niet tot het vergroten van de eigen omzet. De lokale aanwezigheid van deze Chinese bedrijven vermindert ook de zware Afrikaanse importkosten én zorgt ervoor dat de medicijnen binnenkort tot in de kleinste uithoeken van het continent beschikbaar zijn.

In Abidjan (Ivoorkust) bouwt Fosun Pharma een grote farmaceutische productiefaciliteit en een distributiehub. De fabriek gaat er anti-malariamedicijnen en antibiotica produceren met een geplande capacitit van zo’n 5 miljard tabletten per jaar van zodra de bouwfase is afgerond. Fosun Pharma is een Chinees privébedrijf, genoteerd op de aandelen- en kapitaalmarkten in Shanghai en Hong Kong. De Afrikaanse investeringen van het bedrijf gebeuren deels met financiering van het IFC, de private investeringsarm van de Wereldbank.

Sinopharm is een staatsbedrijf dat, via de SASAC (State-owned Assets Supervision and Administration Commission) rechtstreeks onder toezicht staat van de centrale Chinese overheid. Sinopharm heeft zelf geen groot productie-project in Afrika zoals Fosun, maar het levert er met zijn wereldwijde logistieke en distributienetwerk medicijnen en medische producten. Zo worden Sinopharm-vaccins (zoals bv. het BIBP Covidvaccin) verspreid en gebruikt in Algerije, Angola, Egypte, Kameroen, Senegal, Soedan, Somalië, Zimbabwe,… Daarnaast werkt Sinopharm voor preventie en ziektecontrole ook samen met talloze Afrikaanse gezondheidsinstellingen zoals AfricaCDC. De inzet van Sinopharm kadert in de bredere context van de Chinees-Afrikaanse Health Cooperation Programs.

Mindray is een privébedrijf en een van China’s grootste producenten van medische apparatuur. Het levert specifieke medische toestellen in Afrika zoals echografische technologie, digitale röntgenmachines en laboapparatuur. Mindray werkt o.m. ook mee aan ontwikkelingsprogramma’s zoals de Africa Medical Equipment Facility (AMEF) dat vooral lokale en middelgrote zorgverleners een betere, aangepaste medische technologie ter beschikking stelt (zie verder).

Hoge kosten, hoge drempels

Het potentieel is groot, maar de realiteit is weerbarstig. Afrikaanse overheden verwelkomen investeerders, maar bedrijven botsen vaak op trage bureaucratie, wisselende regelgeving, politieke instabiliteit en zwakke logistiek. Daar komen nog eens hoge invoerrechten bij op actieve farmaceutische ingrediënten die vooral uit China en India moeten worden aangevoerd.

Ook het tekort aan geschoold personeel blijft een knelpunt. Vooral functies in kwaliteitscontrole, regelgeving rond geneesmiddelen en technische ondersteuning van productieprocessen zijn schaars. Veel Chinese bedrijven sturen daarom al jarenlang eigen specialisten uit, terwijl ze tegelijk zwaar investeren in lokale opleiding.

Dat alles maakt van Afrika een vrij dure productielocatie. Bai Jinkun, algemeen directeur van Anhui Tiankang Medical Technology – een bedrijf dat in Rwanda éénprik AD-vaccinatiespuiten produceert – stelt het op yicaiglobal.com onomwonden: “De investeringskosten liggen hier twee tot drie keer hoger dan in China. Afrika is geen markt voor snelle winsten, maar voor bedrijven met geduld en een lange adem.” Die realiteit verklaart allicht waarom westerse multinationals in die sector erg afwezig blijven.

WHO-certificering als toegangsticket

Wie echt wil meedraaien in de Afrikaanse publieke gezondheidszorg, heeft voor zijn producten een belangrijke erkenning nodig: de WHO Prequalification (PQ). Zonder die certificering is levering aan VN-organisaties en internationale gezondheidsfondsen uitgesloten.

Volgens de China Chamber of Commerce for Import & Export of Medicines & Health Products (CCCMHPIE), loopt China hierin nog achterop. India is goed voor ongeveer 65 procent van alle WHO-gekwalificeerde geneesmiddelen, terwijl Chinese producenten die laange tijd op de eigen markt teerden vandaag slechts 7 à 8 procent halen.

Het behalen van zo’n certificaat is een uitputtingsslag die anderhalf tot vijf jaar kan duren, met intensieve audits, procesaanpassingen en zware investeringen. Die lange, weinig rendabele fase wordt door Chinese bedrijven echter steeds vaker gezien als een noodzakelijke doorgang: zonder WHO-certificering is schaalvergroting onmogelijk.

Vertrouwen winnen

Na de administratieve strijd volgt de commerciële. Zelfs met een WHO-label moeten Chinese bedrijven het vertrouwen winnen van Afrikaanse ziekenhuizen, artsen en apothekers die traditioneel op westerse merken of (recenter) op goedkope Indiase generica steunen.

Nog volgens CCCMHPIE richten Chinese bedrijven zich daarom steeds meer op context-specifieke oplossingen: medische apparatuur die weinig verbruiksproducten nodig heeft (zoals bv. bloedtesten zonder agentia), draagbare echo-toestellen voor verloskundigen in rurale gebieden, of lokale productie van essentiële geneesmiddelen tegen malaria, tuberculose en hiv/aids.

Volgens de African Development Bank is precies die combinatie van betaalbaarheid, robuustheid en lokale dienstverlening doorslaggevend om marktaandeel te winnen. Het product alleen volstaat niet meer: onderhoud, opleiding en langdurige partnerschappen maken het verschil.

Meer dan gezondheidszorg

De opmars van Chinese farmaceutische bedrijven in Afrika reikt dan ook verder dan gezondheidszorg alleen. Ze vormt een testcase voor China’s bredere economische transitie, weg van pure goederenexport en richting de uitvoer van kapitaal, technologie en industriële ecosystemen.

Succes zal niet uitsluitend afhangen van prijs en kwaliteit. Chinese bedrijven proberen daarom lokale waardeketens uit te bouwen en nauwer samen te werken met Afrikaanse overheden om politieke en logistieke schokken op te vangen. Het draait uiteindelijk om meer dan pillen en apparaten: het gaat om beleid, vertrouwen, de gezondheid van 1,5 miljard Afrikanen en een voordelige win-winrelatie voor alle betrokkenen op lange termijn.

Bronnen:

Bronnen: ft.com (Financial Times), ifc.org, mckinsey.com, fosunpharma.com, sinopharm.com, mindray.com, tkmedical.com, africacdc.org, yicaiglobal.com, cccmhpie.org,afdp.org (African Development Bank),Caixin