De betekenis van China’s opkomst voor de wereldeconomie   opinie

Professor Lu Di, hoogleraar in de economie en Directeur van het Instituut voor Vergelijkende Politieke Economie aan de Renmin Universiteit in Beijing, de Chinese universiteit die de meeste toppolitici voortgebracht heeft, heeft een interessante visie op de invloed van China’s opkomst als economische macht op de wereldwijde economische ontwikkeling. Daarover heeft hij de laatste tijd veel gepubliceerd. In dit artikel probeer ik zijn ideeën voor een breder publiek samen te vatten.

Lu Di; foto Baidu (disclaimer)

Het onderwerp

Sinds de eeuwwisseling is de invloed van China op de ontwikkeling van de wereld aanzienlijk toegenomen. Bestaand (westers) academisch onderzoek hierover richt zich op twee kernthema’s. Een daarvan is dat China’s toetreding op de wereldmarkt de ontwikkeling van de industrialisatie in ontwikkelingslanden over de hele wereld ernstig heeft vertraagd. De andere is dat die toetreding de arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse in de wereld, vooral in ontwikkelingslanden, ernstig heeft verslechterd.

De neoliberale trend binnen het wereldwijde kapitalisme wordt steeds sterker. Het belangrijkste kenmerk van het neoliberale kapitalisme is financiële speculatie, een proces waarin zoveel mogelijk van de maakindustrie in financiële industrie omgezet wordt. Het economische systeem van China oriënteert zich daarentegen nog steeds in grote mate op productiviteit. Daarom zijn de buitenlandse economische activiteiten van China van grote positieve betekenis voor het bevorderen van de ontwikkeling van de wereldeconomie.

Achtergrond

In de afgelopen jaren heeft China een reeks belangrijke maatregelen bekend gemaakt om te proberen het wereldwijde economische landschap opnieuw vorm te geven, met als belangrijkste het ‘Belt and Road Initiative’. Van 2000 tot 2018 was China’s bijdrage aan de wereldwijde economische groei in boekhoudkundige zin bijna 25%. China’s bijdrage aan de economische groei van ontwikkelingslanden was bijna 50% en de bijdrage aan de industrialisatie was hoger, met respectievelijk 35% bijdrage aan de wereldwijde industrialisatie en 56% aan die in de ontwikkelingslanden. In dezelfde periode versnelde de groei van het wereldwijde loontarief van 1,3% naar 2,3%.

China en de wereld

De invloed van China op de wereldontwikkeling wordt gemodereerd door zijn buitenlandse handelsactiviteiten. Die stegen van 4% van de totale wereldwijde handel in 2000 tot 12% in 2018. Gedurende deze periode bereikte de bijdrage aan de wereldwijde handelsgroei 16%, waardoor China sinds 2009 de grootste handelseconomie ter wereld is. In de loop van de periode 2000 – 2017 bereikte de handelsgroei van China met de ontwikkelingslanden een gemiddelde jaarlijkse groei van 18%, veel hoger dan het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van 12% in de handel met ontwikkelde landen. Bovendien had China’s handel met de eerste een tekort en een overschot met de laatste. Tussen 2000 en 2018 bereikte de bijdrage van China aan de totale wereldwijde stroom van buitenlandse directe investeringen (FDI) 25% en de ‘bijdrage’ aan de ontwikkelingslanden zelfs 51%.

Globalisering

Het dominante geloof m.b.t. globalisering onder westerse economen en de politici die zij adviseerden was dat naarmate de economieën van ontwikkelde landen en die van ontwikkelingslanden in de wereldmarkt zouden integreren, er kapitaal van ontwikkelde naar ontwikkelingslanden zou stromen om de kapitaalvorming van de laatste te bevorderen. Dit is echter niet gebeurd. De ontwikkelde landen gingen de ontwikkelingslanden steeds meer als fabrikanten van goederen gebruiken. De economie van de ontwikkelde landen bewoog zich in de richting van financiële activiteiten, terwijl de industrie geleidelijk naar ontwikkelingslanden verplaatst werd. Met andere woorden: de ontwikkelde landen werden de financiers van de maakindustrie van de ontwikkelingslanden.

De ontwikkeling van China

China kwam als snelste en sterkste uit die ontwikkeling. ‘Made in China’ werd een tekst die op steeds meer producten te zien was. Dat ging lang goed, totdat China steeds meer zelf producten ging ontwikkelen, gefinancierd met groeiende inkomsten uit de export van al die generieke goederen. Het waren voorlopig nog goedkope alternatieven voor de in China geproduceerde westerse producten, maar er kwamen ook steeds meer in China ontworpen producten met innovatieve kwaliteiten. China ontwikkelde zich zo ongemerkt van fabrikant tot concurrent van de westerse ondernemingen.

Westerse reactie: academisch

In de westerse media verscheen eerst de zogenaamde ‘verdringingstheorie’. Die verwees naar het idee dat de door China geëxporteerde goederen de producten van andere ontwikkelingslanden uit de markt zouden dringen.

Het tweede concept was de zogenaamde ‘theorie van de verslechteringslimiet’. Die gelooft dat het exportconcurrentievermogen van de Chinese maakindustrie voornamelijk voortkomt uit goedkope arbeid, wat andere ontwikkelingslanden dwingt om de arbeidsvergoeding en de arbeidsomstandigheden zoveel mogelijk te verlagen om het concurrentievermogen te behouden.

Westerse reactie: De Wereldbank

De Wereldbank kwam met een eigen merkwaardige uitdrukking: het ‘Shanghai-effect’. Dit verwijst naar het idee dat vanwege de grote invoer van primaire producten in China, de (niet-westerse) economieën die sterk afhankelijk zijn van de Chinese markt, de neiging hadden zich te concentreren op de primaire productvorming. Dit zou op het politieke vlak zelfs tot dictatuur kunnen leiden.

Westerse reactie: de politiek

Janet Yellen, de Amerikaanse Minister van Economische Zaken (Secretary of the Treasury) van 2021 tot 2025 kwam in die periode met een totaal andere kijk op China dan toen zij de centrale bankier (Chair of the Federal Reserve; 2014 – 2018) van de VS was. Terwijl zij in die eerste functie nog beweerde dat ‘China produceert en de Amerika consumeert’, beschuldigde zij later dat China een ernstige overproductie zou hebben. Die zou leiden tot het verlagen van prijzen en het overspoelen van de wereld met Chinese producten. In de jaren 2020 waren de EU-landen al zo serviel jegens de VS, dat de leiders van de EU dit lied gretig meezongen.

Alternatieve inzichten

Een aantal westerse academici kwam met alternatieve inzichten.

  • De neoklassieken; als de door China geëxporteerde producten technologisch-intensief zijn, zal hun export een positief effect op andere ontwikkelingslanden hebben. En inderdaad bestaat bijna de helft van de Chinese export uit hoogwaardige technologische producten. Die worden volgens andere normen beoordeeld. Het zijn geen arbeids-, maar technologie-intensieve producten. De onderzoekers wijzen erop dat volgens een meer uitgebreide en evenwichtige neoklassieke analyse het positieve effect van de Chinese export op de industrialisatie van andere ontwikkelingslanden opweegt tegen het negatieve effect.
  • de post-Keynesianen; studies op basis van post-Keynesiaanse/structuralistische economie wijzen erop dat zelfs als de exportexpansie van China een ‘verdringend’ aspect zou hebben, het ook goedkope en technisch goede productiemiddelen naar ontwikkelingslanden brengt. China investering creëert ook werkgelegenheid en en stimuleert andere landen tot investering in ontwikkelingslanden.

Ontwikkelingslanden

De verslechterende omstandigheden in ontwikkelingslanden kunnen niet aan China toegeschreven worden. Deze landen verkrijgen winst uit de handel met China, maar gebruiken deze niet gebruikt voor industriële investeringen. Dit is te wijten aan hun interne politieke en economische problemen.  Extreme voorbeelden zijn respectievelijk Brazilië in Latijns-Amerika en Angola in Afrika. Het exporteren van primaire producten naar China levert enorme inkomsten en enorme winsten op, maar ze investeren deze inkomsten vervolgens niet in de ontwikkeling van de eigen industrie vanwege hun politieke en economische systemen. China creëert kansen voor deze en andere landen, maar het is aan henzelf die te benutten. China is in dat opzicht het grote positieve voorbeeld.

Ontwikkelingshulp

Professor Lu verwijt veel niet-westerse landen dat zij de door China gecreëerde inkomsten niet in hun eigen industrie investeren. Veel van die landen zijn voormalige koloniën. Toen zij de een na de ander zelfstandigheid verkregen, bleven zij nog vaak met de oude kolonisator verbonden via diverse afspraken. Bijna al die afspraken beloofden financiële en materiële ontwikkelingshulp. Zoals al eerder op Chinasquare gemeld, bleek die ontwikkelingshulp in de praktijk een middel te zijn om de vroegere koloniën en andere ontwikkelingslanden constant op een ontwikkelingspeil onder dat van de ontwikkelde naties te houden. China werd het voorbeeld van een niet-westers land dat zich economisch wist te ontwikkelen zonder westerse waarden over te nemen. Daarmee werd China een gidsland voor andere niet-westerse landen. China dringt zijn eigen politieke systeem niet op, maar fungeert als voorbeeld voor anderen zich meer op de eigen culturele waarden te richten.

China’s als compensator

Als China niet de wereldmarkt op was gegaan, wat zou er dan gebeurd zijn met de ontwikkeling van de wereld? Zoals we allemaal weten, domineert de consensus in Washington het westerse beleid van  globalisering. Het zogenaamde principe van drie generaties van beleid, dat wil zeggen de nadruk op handelsliberalisering in de jaren tachtig, de privatisering van openbare activa en openbare diensten in de jaren negentig, en de nadruk op financiële liberalisering in de jaren 2000, dienen allemaal een universeel doel: alle productieve middelen omzetten in financiële activa die op de markt kunnen worden verhandeld om het hoogst mogelijke rendement na te streven.

Volgens Marx schaadt dit verhandelen van financiële activa voor andere financiële activa het industriële proces. Dit proces onderdrukt productieve investeringen en productieve activiteiten. Volgens de theorie van de politieke economie, of het nu het marxisme is of de theorie van Keynes, moeten er productieve activiteiten zijn. In die zin is dit proces niet duurzaam. Maar het vreemde is dat voor het uitbreken van de financiële crisis in 2008 dit proces doorging, zelfs als er hier of daar een financiële crisis was, vooral de financiële crisis in Zuidoost-Azië eind jaren 1990.

Onder dergelijke omstandigheden sprong China, als een speciaal geval, boven deze limiet uit door interne accumulatie. China’s industrialisatie heeft zo’n enorme schaal heeft bereikt, dat het waarschijnlijk de productieve investeringen op wereldschaal kan ondersteunen, waardoor het mechanisme van de neoliberale kapitaalaccumulatie wordt gecompenseerd.

Nawoord

De opvattingen van Lu Di leveren een interessante nieuwe kijk op het tarievenbeleid van Donald Trump. Trump eist compensatie voor de handelsoverschotten met diverse landen middels het verhogen van invoertarieven. In Lu Di’s termen is dat niets nieuws, maar enkel weer andere een manier van denken die voortkomt uit dezelfde neoliberale trend. Trump wil de Amerikaanse maakindustrie geen nieuw leven inblazen middels directe investeringen of ondersteunend beleid, maar door buitenlandse producten op de Amerikaanse markt duurder te maken. De Amerikaanse overheid krijgt daardoor meer geld binnen, terwijl de Amerikaanse burger voor hetzelfde salaris minder kan kopen. Theoretisch zou dit ondernemende Amerikanen kunnen stimuleren in maakindustrie te gaan investeren, maar zelfs dat op gang zou komen, is het een proces dat lang gaat duren.

De EU wil minder van China afhankelijk worden. Echter, ook de EU spreekt niet zozeer in termen van weer flink in eigen maakindustrie investeren, maar vooral over alternatieve bronnen. Dat kan gunstig zijn voor die alternatieve bronnen, ware het niet dat China steeds meer hoogwaardige producten is gaan leveren waarvoor niet meteen alternatieven voor handen zijn.

Tijdens al die westerse kronkelingen heeft China zijn handelsnetwerken sterk gediversifieerd, met de uitbreiding van BRICS als kern. China blijft produceren en kan in principe al die producten in binnen- en buitenland verkopen. China leidt en het westen lijdt en dat heeft het westen aan zijn eigen wanbeleid te danken.

Bron: Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen, het cultuurtijdschrift Wenhua Congheng (Culturele Varia)