Simandou: China ontsluit grootste onontgonnen ijzerertsvoorraad ter wereld

Het Afrikaanse Guinee verscheepte onlangs de eerste lading ijzererts uit het mijngebied van Simandou. Daarmee komt een einde aan bijna drie decennia van vertragingen bij de exploitatie van ’s werelds grootste onontgonnen voorraad hoogwaardig ijzererts. Chinese investeringen zorgden uiteindelijk voor de doorbraak.

Jan Reyniers

Mamady Doumbouya de leider van Guinee en de Chinese vice-premier Liu Guozhong Foto: Xinhua/Zhang Jian Disclaimer

Op 11 november kwam de eerste ertslading uit Simandou aan in de haven van Morebaya. Ze werd er overgeladen op een Chinese bulkcarrier. Zonder de ingebruikname van de nieuwe Trans-Guinese spoorweg (600 km) was dit onmogelijk geweest. Dit eerste transport betekent dan ook de langverwachte commerciële start van een langetermijnproject dat zo’n slordige 20 miljard dollar heeft gekost. De economische toekomst van Guinee én van de wereldwijde handel in ijzererts zal er ingrijpend door veranderen.

Het historisch moment werd onder meer bijgewoond door Mamady Doumbouya de leider van Guinee, de Chinese vice-premier Liu Guozhong en de presidenten van Ruanda, Gabon en Ivoorkust.

Het erts van Simandou heeft een zeer hoog gemiddeld ijzergehalte van meer dan 65% en de mijnstreek zal op volle exploitatiekracht zo’n 120 miljoen ton per jaar produceren. Eenmaal die ambitie gerealiseerd, wordt Guinee de op vier na grootste exporteur van ijzererts ter wereld. Tot voor kort was China voor zijn ijzererts sterk afhankelijk van Australië en Brazilië. Dankzij Simandou en de Trans-Guinese spoorlijn, beschikt Beijing vandaag over een nieuwe strategische pijler om zijn ijzerertsvoorziening te diversifiëren.

Een infrastructuurproject dat een land verandert

Het grootste deel van de investering ging de voorbije tien jaar naar de logistieke voorbereidingen. Er was niet alleen de aanleg van 600 km spoorlijn voor zwaar transport, inclusief de constructie van tunnels en bruggen; ook in de de haven van Morebaya moesten nieuwe faciliteiten worden aangelegd. Voor dat laatste viel de keuze op een complex verschepingssysteem waarbij de gigantische ertscarriers offshore worden geladen met behulp van duwbakken.

Al deze logistieke activa zijn samen goed voor twee derden van de totale investering in het project. Ze zijn het gezamenlijk eigendom van de Guinese staat (Compagnie du Transguinéen, CTG, 15%); het Brits-Australische Rio Tinto (via SimFer, 42,5%) en het Winning Consortium Simandou (WCS, 42,5%) en). WCS is een consortium van Chinese staatsbedrijven in de aluminium-, staal- , spoorwegbouw- en havensector met de Singaporese rederij Winning. De afgesloten contracten voorzien dat de hele infrastructuur over 35 jaar exclusief in Guinese handen komt.

Rio Tinto ontdekte in 1997 als eerste de ertsvoorraden in het mijngebied van Simandou. De Brits-Austsralische groep leidt er nu de exploitatie van de zuidelijke mijnblokken 3 en 4. WCS baat de noordelijke blokken 1 en 2 uit.

Rio Tinto investeerde bijna 5 miljard dollar in de zuidelijke mijnblokken van Simandou. Dank zij zijn logistieke ervaring in de bloeiende Guinese bauxietindustrie, slaagde WCS erin zijn noordelijke blokken te ontwikkelen met de helft van dat budget. Het is ook aan WCS te danken dat de bouw van de noodzakelijke logistieke infrastructuur in een stroomversnelling kwam.

De Chinese versnelling

De bouw van de noodzakelijke logistieke infrastructuur sleepte al decennia aan toen WCS-voorzitter Sun Xiushun in 2020 het roer van het project overnam. Hij koos voor een risicovol, maar snel uitvoerbaar model. Vertrekkend vanuit zijn ervaring in de bauxietindustrie in Guinee paste hij het principe toe van “eerst bouwen en vervolgens aanpassen aan de mogelijkheden, de moeilijkheden en de beschikbare financiering.”

Zo koos hij bijvoorbeeld voor het offshore laden van de oceaanreuzen met duwbakken vanuit de haven van Morebaya. Dat leek hem kostenefficiënter dan de aanleg van een dure diepzeehaven. De exploitatiekosten vallen door die beslissing iets hoger uit, maar hij kon er de initiële kapitaalbehoeften drastisch mee verlagen.

Bauxiet

De inkomsten uit bauxiet hielpen overigens bij de financiering van de eerste werkzaamheden in Simandou. Samen met Guinese en Chinese staatsbedrijven was SMB-Winning al sinds 2015 succesvol actief in de Guinese bauxietsector. Tien jaar geleden begon het er met ertstransporten naar China. In 2021 opende het een gespecialiseerde spoorlijn van de mijn in Santou naar de haven van Dapilon (126 km). Het ontwikkelde er de haveninfrastructuur en werd meteen het grootste bauxietbedrijf in Guinee. Op de terugweg naar Afrika brachten de schepen uit China overigens telkens het nodige bouwmateriaal mee voor de verdere ontwikkeling (staal, cement, …).

Het Trans-Guinese spoorwegproject Simandou- Morebaya werd op zijn beurt gerealiseerd met de typische ‘Chinese snelheid’. De spoorlijn werd gefinancierd met Chinese kredieten. Chinese bedrijven voerden het grootste deel van de engineering uit. Ze bouwden de langste tunnel van West-Afrika, legden 156.000 ton stalen rails aan en coördineerden gelijktijdige bouwplaatsen in heel Guinee. Zelfs Rio Tinto was onder de indruk van de industriële coördinatie.

Mamady Doumbouya: de sterke Guinese hand

Na zijn staatsgreep (2021) maakte de Guinese ‘sterke man’, kolonel Mamady Doumbouya, een nationale prioriteit voor de ontwikkeling van Guinee. De exploitatie van de mijnen in Simandou speelt daarin een belangrijke rol. Hij staat voor een souverein nationalisme en anti-imperialisme. Doumbouya formuleert felle kritiek op alle vormen van neoliberale en/of koloniale structuren. Hij staat voor verregaande regulering en/of nationalisatie van strategische sectoren en is dus geen voorstander van een westers geïnspireerd laissez-faire kapitalisme. Hij is pan-africanist en pleit voor meer solidariteit tussen Afrikaanse landen. Die moeten controle krijgen over hun eigen hulpbronnen. Simandou past voor hem dus naadloos in die context. De meeste westerse landen verwijten hem echter corruptie en een gebrek aan democratische inspraak.

In 2022 schortte Doumbouya het lopende project op omdat hij een meer gecoördineerde infrastructuurontwikkeling wilde en sterkere garanties eiste voor Guinee zelf. Alle betrokken partijen hadden immers eigen belangen te verdedigen. Rio Tinto vroeg een betrouwbare en goedkope toegang tot de spoorlijn. WCS wilde vooral zekerheid krijgen over zijn mijnrechten en wilde garanties dat de Guinese haveninstallaties vlot zouden draaien. Het Chinese staatsstaalbedrijf Baowu stak het meeste geld in het project en wenste zijn claims op de ertsreserves te maximaliseren. De Guinese overheid tenslotte was vooral op zoek naar tewerkstelling, lokale meerwaarde en economische stabiliteit. Na 30 maanden onderhandelen kwam er een complex pakket aan overeenkomsten uit de bus met betrekking tot eigendom, kostendeling, milieubescherming en langetermijnactiviteiten. Het proces wordt gezien als een model voor grote multinationale projecten in politiek gevoelige markten.

Het project heeft ook zijn eigen politieke gewicht: nadat Doumbouya het mijngebeid van Simandou uitriep tot ‘de ruggengraat van de nationale ontwikkeling voor de komende 15 jaar’, stelde hij zich meteen kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 28 december 2025.

Visie ‘Simandou 2040’

De officiële Simandou 2040-website focust op vijf speerpunten en rekent daarbij expliciet op Chinese steun. Het gaat om Groene groei: duurzame waardecreatie in mijnbouw én landbouw, bijvoorbeeld door lokale verwerking van ertsen. Onderwijs & Cultuur: investering in onderwijs (Simandou-Academy), cultuur, en toerisme. Infrastructuur: verdere bouw van transportinfrastructuur (spoor), energievoorziening, digitale infrastructuur. Economie & Financiën: versterken van binnenlandse financiële instellingen, toegang tot krediet, bevorderen van investeerdersvertrouwen. Gezondheid & Welzijn: investering in de gezondheidszorg, betere gezondheidsinfrastructuur, digitale gezondheidsoplossingen. 

Simandou heeft ondertussen de economische vooruitzichten van Guinee al beïnvloed. Ratingbureau S&P waardeerde het land dit jaar voor het eerst met B+/B. Het bureau spreekt van ‘een keerpunt’ en verwijst daarbij expliciet naar de exploitatie van de Simandoumijn. De vooruitzichten zijn dat het hele project op kruissnelheid ongeveer 60.000 directe en 100.000 indirecte banen zal creëren.

Hoewel de zwakke energie-infrastructuur voor Guinee een uitdaging blijft, wil het land tegen 2036 zijn eigen staal- of pelletfabrieken exploiteren. Ook Rio Tinto en CMS hebben zich daartoe moeten engageren.

Wereldwijde impact

Simandou wordt voor China, naast Australië en Brazilië, een derde grote leverancier van ijzererts. De prijs die China moet betalen voor Guinees ijzererts blijft relatief hoog omwille van de dure havenlogistiek (60 tot 80 dollar per ton). De hoogwaardige ertskwaliteit overcompenseert dat echter. Bovendien zullen de logistieke kosten in Guinee op termijn dalen dank zij een efficiëntere haveninfrastructuur. Leveranciers met hogere productiekosten (Brazilië, Australië,…) zullen dan onder druk komen te staan.

De mijn zorgt ook voor een transformatie in de scheepvaart. Van zodra de exploitatie op volle toeren draait, zullen jaarlijks zo’n 150 Capesize-bulkschepen (van 150.000 tot 250.000 ton DWT) extra moeten worden ingezet. Rederijen als COSCO, en bedrijven als CMES en Winning International zijn de koplopers inzake bestellingen. Winning heeft ook nog eens 10 nieuwe VLOC’s (230.000-400.000 ton DWT) besteld die speciaal ontworpen zijn voor de export vanuit Simandou.

De komst van Simandou op de wereldwijde ertsmarkt betekent dan ook een belangrijke geopolitieke en industriële verschuiving. Het Afrikaanse megaproject dat mede door China werd mogelijk gemaakt, herdefinieert zowel de toeleveringsketens als de scheepvaartmarkten en de economische horizon van het Afrikaanse Guinee.

Over de auteur:
Jan Reyniers studeerde Germaanse filologie in Antwerpen. Hij was enkele jaren actief als leraar en freelance journalist tot hij zijn ware roeping vond als vertaler en redacteur bij de uitgeverij EPO. Hij vertaalde en redigeerde er hoofdzakelijk de ‘grote linkse Amerikanen’. In 2019 waagde hij zich aan een historische roman Kleine mensen, Grote Oorlogen (EPO), waarvoor hij inspiratie vond in de arbeidersgeschiedenis van zijn ouders en grootouders. Daarnaast schrijft en vertaalt hij artikels voor De Wereld Morgen, Lava, en recent ook voor Chinasquare.

Dit artikel is geïnspireerd op ‘How China unlocked Simandou to reshape the Global Iron Ore Trade’, een lang artikel van Luo Guoping, Bao Zhimiong en Denise Jia dat hier terug te vinden is.