“China kan crisissen volgens eigen draaiboek aanpakken”

In de weekendbijlage van 9 juni bij de linkse Duitse krant Junge Welt verscheen onlangs een interview van Simon Zeise over China met de econoom Wolfram Eisner. Het thema: ‘Marx in Beijing. De communistische leiding bevordert niet alleen de ideologische klassenstrijd’.
Aangezien het interview een inhoudelijke bijdrage levert tot de discussie of China nu al dan niet socialistisch is, hebben we het met toestemming van Junge Welt vertaald.

socialismeOpinies op ChinaSquare.be vertolken  niet noodzakelijk die van de redactie van ChinaSquare.be
Wolfram Eisner was tot zijn emeritaat professor aan het instituut voor  ‘Institutionelle Ökonomik und Innovationsökonomik’ aan de universiteit van Bremen en voorzitter van de European Association for Evolutionary Political Economy (EAEPE).

U was tot aan uw emeritaat professor economie aan de universiteit van Bremen. Nu geeft u les in China. Hoe en waar kwam u daar terecht?

Tot nu toe heb ik drie keer les gegeven in China, de vierde keer is in juli 2018. In China zijn ongeveer tweeduizend universiteiten en ik ben door de Jilin universiteit uitgenodigd na bemiddeling door twee Chinese collega onderzoekers. Die universiteit is in Changchun, een naar Chinese normen ‘relatief kleine’ stad ten noordoosten van Beijing met zeven miljoen inwoners. Duitse autofabrikanten hebben er sinds de jaren tachtig volop geïnvesteerd. Volkswagen heeft in Jilin een zeer grote VW-fabriek, samen met de Chinese autobouwer FAW (First Auto Works, nvdv).
Aan de universiteit in Bremen waar ik tientallen jaren doceerde, had ik twee Chinese wetenschappelijke medewerkers. De ene is nu professor in Duitsland, de andere doceert aan een universiteit in Beijing en aan de Chinese Academie voor Wetenschappen. Die hebben ervoor gezorgd dat aan de Jilin universiteit deze lessen  gegeven kunnen worden in het kader van de zogenaamde Westerse heterodoxie.

In Duitsland heeft de markt het onderwijs grotendeels gezuiverd (van marxistische theorieën). Hoe zit het met marxistische discussies in communistisch China?

Aan de Jilin universiteit bestaat enerzijds een lange marxistische traditie. Maar er is tegelijk een serieuze aanval door de heersende economische, neoklassieke stroming. Grote aantallen Chinese studenten hebben economie gestudeerd in de Verenigde Staten. Toen ze terugkwamen, stichtten ze verschillende onderzoeksinstituten in de Volksrepubliek. Ze namen het Amerikaanse systeem over met Amerikaanse studieboeken en nadruk op ranking, en ze publiceerden liefst in toonaangevende Amerikaanse tijdschriften

Zijn er daardoor veel Amerikaanse denktanks aan de Chinese universiteiten gevestigd?

Zeker. Sinds de tijd van Deng Xiaoping in de jaren 80 zijn ze in groten getale in het land binnen gekomen. Amerikaanse instituten hebben hun topmensen naar China gestuurd. Sinds de verkiezing van Xi Jinping tot partijvoorzitter op het 18de Partijcongres, probeert men tegengas te geven.
Op de Jilin universiteit begon dit offensief met de organisatie van weekcursussen, waarbij 40 tot 50 jonge studenten samenkwamen met heterodoxe wetenschappers uit de Verenigde Staten en Europa. Daarbij zitten alle kritische economische stromingen uit het Westen: Marxisme, complexiteit theorie, sociologische economie, evolutionaire en historische economie.

Zijn de debatten louter theoretisch of gaat het er ook concreet aan toe? Wordt bijvoorbeeld het handelsconflict met de Verenigde Staten besproken?

Ja. Wij organiseren een week lang een intensieve cursus. Wij, de westerse professoren, vormen de helft van de docenten. De andere helft komt uit China. Ze nemen heel concrete thema’s in het lesplan op. De marxistische politieke economie moet toegepast worden op het nieuwe Chinese ontwikkelingsmodel dat op de binnenlandse markt gericht is en het ‘nieuwe normaal’ van de wereldeconomie, zoals zij dat noemen. Daarmee doelen ze op lagere groeicijfers en de afwijzing van het bnp als enig criterium van succes, ten gunste van een meerdimensionale welvaartsmaatstaf. Thema’s, waarvan de harten van de groenen bij ons sneller moeten kloppen.

U zei dat de Chinese president het Marxisme wil bevorderen. Wat wil dat zeggen?

Het is nu de tweede regeerperiode voor Xi Jinping. In 2012 eindigde de periode van het tweede Chinese ontwikkelingsmodel. Dat was gebaseerd was op de theorieën van opening van de markten en liberalisering van Deng Xiaoping. In 2012 kwam een einde aan het statuut van China als fabriek van de wereld. De Chinese leiding verklaarde: wij zijn nu een land met bescheiden welstand dat de eerste stappen zet op weg naar het socialisme.
Daarmee werd ook de ideologische strijd weer opgepakt. Aan de universiteiten is voor alle studenten de basisopleiding Marxisme uitgebreid. Voor die tijd konden studenten de cursus marxistische politieke economie gedeeltelijk vervangen door een introductie in militaire strategieën. Nu niet meer. Ongeacht de studierichting moet elke student vier cursussen in marxistische economie volgen.
Verleden jaar had ik de eer om samen met de voorzitter van de universiteit een gedenkplaat te onthullen bij de opening van een nieuw centrum voor socialistische politieke economie, en een toespraak te houden. Dat betekent dat er iets beweegt. De depolitisering van de Chinese studenten wordt actiever bestreden en de wederopstanding van de marxistische politieke economie meer ondersteund. Op de universiteiten is dat een grote beweging. Voor de economie was dat natuurlijk dringend nodig, want die biedt een open ingangspoort voor manipulatie. Al drie jaar vertel ik in China dat ze zich moeten afzetten van het Amerikaanse systeem. Ze moeten eigen tijdschriften en ranking systemen opzetten en eigen beoordelingsmaatstaven opstellen.

U zegt dat de regering de invloed van het kapitaal probeert af te remmen. In welke richting ontwikkelt het land: naar kapitalisme of naar socialisme?

Zes of acht jaar geleden had ik de duim naar beneden gehouden. Toen dacht ik, oké, ze willen op de tijger rijden. En heel waarschijnlijk pakt de tijger hen. Dat is een historische ervaring. Wie zijn land openstelt voor het kapitaal gaat ten onder. In het hoofd en door gedrag van individuen wordt het socialisme ondergraven. Drie jaar geleden heb ik tegen mijn collega’s in een speech aan de universiteit gezegd:’Ik hoop dat jullie het redden’. In de tussentijd is er zo veel gebeurd. Vandaag denk ik dat er socialisme komt. Binnen niet al te lange tijd zelfs. Ik zie vandaag dat het imperialisme er niet zal in slagen China te veroveren, integendeel. China zal zijn eigen weg gaan naar een volwaardig socialisme.

Waar ziet U deze ontwikkeling naar het socialisme?

Een paar voorbeelden. Er is geen privébezit van grond, natuur en delfstoffen. Zelfs het grootste bedrijf kan in China slechts gronden pachten. Dus altijd in de tijd beperkt. Ondertussen, en dat is een grote verandering van de voorbije tien jaar, zijn de staatsbedrijven in de productie niet meer hopeloos vastgeroest, maar modern en strategisch voorbereid op de toekomst. Deze bedrijven kunnen qua onderzoek en ontwikkeling tippen aan de privésector.

Beijing verklaart steeds weer dat het de financiële markten verder wil openen voor buitenlandse investeerders. Hoeveel socialisme blijft er over als de financiële haaien hun gang kunnen gaan?

De financiële sector is streng gereguleerd. Het nieuws dat deze sector open gesteld wordt voor bedrijven en banken uit het Westen klopt, maar hun aandeel blijft nog onder de 5 procent. Beijing blijft financieel de koers uitzetten. Veel economen, zoals de groen-linkse Amerikaan Jack Rasmus, zijn van mening dat de volgende financiële crisis China niet zal treffen, omdat het land geen schulden in dollars heeft. Het heeft alleen schulden in yuan en kan daarom elke crisis volgens zijn eigen draaiboek aanpakken. Bijgevolg spelen de hoge schulden van de Chinese bedrijven geen grote rol, want ze doen gelijktijdig belangrijke investeringen.

Een gereguleerde bankensector maakt nog geen nieuwe samenleving. In het kapitalisme verwordt alles tot waar. Hoe is dat in China?

Ik was stomverbaasd toen ik drie jaar geleden bij het inchecken in het hotel naar de wifi code vroeg. Ze lachten me vriendelijk toe en antwoordden dat wifi overal vrij toegankelijk was. Ik heb daarover informatie ingewonnen : de grote internetbedrijven moeten een belangrijk deel van hun winsten in het ter beschikking stellen van IT-infrastructuur investeren. Dat betekent niet dat ze geen miljarden winsten maken, maar .. .er is wel overal gratis wifi in China. Je kunt in elke straat via de zoekmachine Baidu (Google is natuurlijk verboden) op het internet surfen. In de metrostations kun je gratis de batterij van je telefoon opladen. De kosten zijn voor Baidu, WeChat en hoe deze IT-bedrijven ook mogen heten.

Gratis surfen op internet, is dat het socialisme van de eenentwintigste eeuw?

Dat niet alleen. Het volgende verhaal dat me invalt, is de socialisering van de informatie. In de westerse landen wordt geroepen dat de Chinezen onze octrooien stelen. Feit is dat zij vooral binnenlands octrooien stelen. Tientallen nieuwe bedrijven in de sector ‘elektrische mobiliteit’ bouwen niet alleen elektrische fietsen, bromfietsen en snorfietsen, maar ook elektrische auto’s. De meesten zijn nog niet goedgekeurd voor het verkeer en rijden slechts op bedrijfs- en golfterreinen. Verleden jaar is de verenigde Chinese automobielnijverheid naar de regering gestapt en heeft gezegd: ‘Hé, dat zijn onze octrooien. Verhinder dat ze gestolen worden’. De regering heeft de vertegenwoordigers van die bedrijven wandelen gestuurd. Dat was nieuws, tot grote hilariteit van de Chinezen. Het antwoord van de regering was : ‘Regel dat maar onder elkaar. Onderhandel over schadevergoedingen die moeten betaald worden als octrooien geschonden worden. Wij gaan niet lobbyen voor jullie’. De regering heeft integendeel eerder partij gekozen voor de kleine bedrijven die producten kopiëren. Wat bij ons stelen heet, is in China strategie: Informatie moet stromen en toegankelijk zijn voor iedereen.

Is het niet raar dat miljardairs in de partijtop zitten? Oligarchen in het centrum van de macht. Die moeten het imperialisme angst inboezemen?

Het klopt dat er enkele zijn. Een goed voorbeeld om hun verhouding met de Communistische Partij te beschrijven is Jack Ma, de grote baas van het online verkoopportaal Alibaba. Een uitspraak van hem is: “ik houd van de partij als van mijn moeder. Maar met mijn moeder ga ik niet naar bed.” Dat toont de ambivalentie van een gootkapitalist ten opzichte van de partij.
Aan de andere kant is het duidelijk dat de Chinese arbeidersklasse het meest stakingsbereidheid ter wereld toont. Niet alleen het totaal aantal stakingen, maar ook het aantal stakingsdagen per hoofd is hoog. En stakingen krijgen bijna altijd politiek steun. Soms gaat het om salarisverhogingen, de lonen stijgen al jarenlang van zes tot negen procent per jaar.
Enkele jaren geleden is China opgeklommen tot een land met middelmatig inkomen, volgens de classificatie van de Wereldbank. Negenduizend dollar verdient een Chinees per jaar. Het doel van de partijleiding is om in 2021 een bescheiden welvaart te hebben en om daarmee de eerste stap naar het socialisme gezet te hebben.
De arbeidersstrijd gaat nu vooral over de bijdragen van de werkgevers aan ziekteverzekering en de pensioenen. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw werkt China aan de uitbouw van een landelijke ziekteverzekering en pensioenstelsel. Ondertussen hebben 1,3 miljard mensen een ziekteverzekering en 900 miljoen mensen zitten in een pensioenstelsel.

Toch is er een groot verschil in de ontwikkeling van het platteland en de stad. De boeren leven in middeleeuwse omstandigheden, terwijl in de speciale economische zones het straatbeeld door hoogtechnologische producten gedomineerd wordt. Is dat geen onoplosbare tegenstelling?

Tot voor een paar jaar klopte dit. Er waren grote problemen met interne migranten die naar de grote steden trokken om werk te zoeken. De mensen uit het overwegend rurale Westen van China strandden vaak in de getto’s van de grote steden aan de oostkust. Het probleem was het oude hukou registratiesysteem. De arbeidsmigranten hadden slechts toegang tot onderwijs voor hun kinderen en ander openbare diensten op de plaats waar ze geregistreerd waren.
Er waren op een bepaald moment 290 miljoen arbeidsmigranten. Tegenwoordig zijn het nog maar 180 miljoen. Meer dan honderd miljoen migranten zijn teruggegaan. Het hukousysteem is nu zo aangepast dat ook aanmelding in de steden waar ze gaan werken mogelijk is. De arbeidsmigranten kunnen nu hun families meenemen. In de afgelopen drie jaar zijn er ook grote investeringen gedaan in de IT-infrastructuur op het platteland. Zelfs het kleinste dorp moet kunnen beschikken over computers, mobiele telefoons en wifi. Dat is de reden waarom migranten weer terugkeren naar het platteland.
Rond Beijing en in het Zuiden zijn ongelooflijk veel oude industriecomplexen afgebroken en in het Westen opnieuw opgebouwd. Alleen al in de voorsteden van Beijing vindt je heel veel fabrieksruïnes. Overigens blijven die niet lang overeind staan.
Ook aan de verbetering van de luchtkwaliteit merk je de omslag naar meer dienstverlenende industrie. Drie jaar geleden had ik in Beijing binnen een half uur keelpijn. Toen ik er laatst in oktober was, was de hemel helder.

Vakbonden in Duitsland erkennen de Chinese vakbonden niet. Ze zouden slechts een verlengstuk van de communistische partij zijn. Werkgeversverenigingen betreuren haar toenemende invloed in de bedrijven. Is er nog hoop op vrijheid voor de loonarbeiders?

De vakbonden zijn niet de stuwende kracht achter de stakingen. Het zijn vooral de bedrijfscellen van de partij en deels de arbeiders zelf. De Chinezen zijn zelfbewust, omdat ze niet bang voor hun toekomst hoeven te zijn. De Duitse industrie klaagt erover dat de bedrijven gepolitiseerd worden. Tja. De partij gaat naar de bedrijven en roept tot stakingen op voor arbeidstijdverkorting. Volgens een officieel overheidsbesluit moeten werknemers maar vier en een halve dag per week meer werken.
Bovendien heeft de partij besloten om de Gini index te doen dalen . Die index is een maatstaf voor de ongelijkheid in inkomen- of vermogensverdeling. Index 1 betekent de grootst mogelijke ongelijkheid, index 0 absolute gelijkheid. China scoort 0,46. Als je met de OESO-landen ( de ontwikkelde landen, nvdv) vergelijkt dan is dat nogal hoog.

Hoe heeft de inkomenskloof zich over een langere periode ontwikkeld?

Beijing heeft tussen 1991 en 2013 meer dan 700 miljoen mensen uit de armoede gehaald. Meer dan 70 procent van de daling van de wereldwijde armoede heeft in China plaatsgevonden. In 2021 moet de armoede in China uitgeroeid zijn. Officieel leven er nu nog 80 miljoen armen. De Chinese definitie van armoede is strenger dan die van de Wereldbank. De armoedegrens van de Wereldbank ligt op 1,9 dollar per dag, die van China op 2,9 dollar.
Voordat de Gini coëfficiënt omlaag gaat, moeten er nog wel miljarden herverdeeld worden. Spectaculair vind ik het voornemen om een inkomensgrens te trekken. Het regeringsbesluit luidt: de Gini coëfficiënt moet omlaag naar 0,32. Dat is een waarde uit de beste periode van de Zweedse verzorgingsstaat. Dat is adembenemend. De neoliberale politici van het westen kunnen zelfs de kleinste herverdeling niet meer realiseren. In Duitsland is de Gini coëfficiënt ook rond de 0,3 maar hij stijgt wel. De levensomstandigheden in China zullen dus meer gelijk worden dan in Duitsland.

De kapitalistische tijger kan dus nog steeds door de communisten bereden worden?

Ik denk het. Interessant is ook dat Beijing het verboden heeft om onproductieve en irrationele investeringen in het buitenland te doen. Sommige bedrijven die hun geld al in het buitenland hebben geïnvesteerd, worden gedwongen om hun deelnames in hotels, bioscopen, filmproductiemaatschappijen, voetbalclubs en pretparken af te stoten.
Ook is China volgens de OESO het enige land ter wereld dat erin geslaagd is de woestijnvorming tegen te gaan. In de Gobi woestijn is vele honderden vierkante kilometers bos aangelegd.
XI Jinping heeft eens gezegd: ‘de Amerikaanse droom is voorbij, wij dromen nu de Chinese droom.’ Mij wordt door Chinezen verteld dat ze nu eindelijk merken dat er iets gebeurt. De corruptie wordt nu ernstig aangepakt. Dat was de laatste veertig jaar slechts bij beloften gebleven.

Wat kan links in Duitsland leren van China?

Zij moeten eindelijk eens gaan zien wat daar gebeurt. Natuurlijk volgen de Chinezen niet de klassieke, eurocentrische weg. Het minimum dat verwacht mag worden is kritische solidariteit.
Bron:https://www.jungewelt.de/artikel/333888.china-kann-krisen-in-eigener-regie-ausbremsen.html
vertaling: Frank Willems
https://www.jungewelt.de/

Print Friendly, PDF & Email

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *