China’s staal wordt groener

China is een belangrijkste staalproducent en aangezien de staalindustrie een grote vervuiler is, druk dit leiderschap zwaar op China’s belofte de CO2-uitstoot te verminderen. Een aantal van China’s belangrijkste internationaal opererende staalondernemingen werkt hard aan die vermindering. Dit doen ze niet enkel in eigen land, maar ook in hun buitenlandse vestigingen en in samenwerking met buitenlandse partners. Dit artikel introduceert vier van deze bedrijven.

Een fabriekshal van HBIS; foto van de HBIS site (disclaimer)

Hebei Iron & Steel

In juli tekende Hebei Iron & Steel (HBIS) een deal met een Italiaanse klant van 10.000 ton ‘koolstofarm staal’. Dit staal, geproduceerd in een ‘op waterstof gebaseerde’ oven in een staalfabriek in Zhangjiakou (provincie Hebei) van HBIS-dochter Zhangxuan Technology, heeft een 50% kleinere CO2-voetafdruk dan conventionele producten. De fabriek is een van de eerste grootschalige voorbeelden van op waterstof gebaseerde staalproductie in China. Deze heeft de flexibiliteit om over te schakelen op het gebruik van ‘groene waterstof’ die volledig met hernieuwbare energie geproduceerd wordt.

De deal bevestigt de groeiende erkenning van Chinese koolstofarme producten in Europa en laat zien hoe producenten zich aanpassen aan de op handen zijnde koolstofemissieheffing van de EU, het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Toch zijn dit qua schaal nog bescheiden pilots en geen industriebrede veranderingen. Hun schaal is klein in vergelijking met China’s jaarlijkse staalproductie.

De export is slechts één aspect van China’s wereldwijde activiteiten op het gebied van koolstofarm staal. In het buitenland bouwen ze koolstofarme staalfabrieken, terwijl ze ook technische diensten aanbieden en investeren in ijzerertswinning en infrastructuur voor de toeleveringsketen.

Deze verschuiving naar buiten vindt plaats te midden van toenemende klimaatregulering en handelsbarrières. CBAM zal in 2026 beginnen met het opleggen van koolstoftarieven op geïmporteerd staal. Ondertussen breidde de nationale koolstofmarkt van China zich dit jaar uit, waardoor binnenlandse producenten in eigen land blootgesteld werden aan nalevings- en emissiekosten.

Dergelijke regels verhogen de druk op Chinese staalfabrieken, die al worden beperkt door limieten op de productie van ruw staal en een beleid van ‘geen capaciteitsuitbreiding’. Zonder geloofwaardige verlagingen van de emissie zal de toegang tot exportmarkten verkleind worden. Ondertussen blijft de wereldwijde vraag naar staal ongelijk, waarbij de groei in het Midden-Oosten, Afrika, Zuidoost-Azië en India gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een zwakkere consumptie elders.

Tegen deze achtergrond volgen China’s pioniers van koolstofarm staal een tweesporenstrategie. In eigen land investeren ze in technologieën die de uitstoot verminderen. In het buitenland zijn ze op zoek naar locaties waar grondstoffen voor koolstofarme staalproductie in overvloed aanwezig zijn.

Een dergelijke benadering biedt alternatieven voor steenkool en maken economisch concurrerendere productie mogelijk. Veel van deze gastregio’s – van het Midden-Oosten tot Centraal-Azië en delen van Afrika – bieden ook gunstigere geopolitieke en handelsvoorwaarden.

Baowu

China Baowu, ’s werelds grootste staalproducent, heeft zowel in binnen- als buitenland met koolstofarme methoden geëxperimenteerd.

In december 2023 gaf een dochteronderneming, Baosteel, opdracht aan een van China’s eerste fabrieken voor de productie van op waterstof gebaseerd direct gereduceerd ijzer (DRI) op industriële schaal, in Zhanjiang (provincie Guangdong).

DRI wordt gemaakt met behulp van koolwaterstoffen zoals koolmonoxide en waterstof, evenals industriële afvalgassen zoals cokesovengas, om ijzererts in vaste toestand te reduceren. Deze gassen strippen zuurstof uit het erts zonder het te smelten, waardoor een poreus, sponsachtig product met een hoog ijzergehalte overblijft. DRI is een ideaal grondstof voor staalproductie in elektrische boogovens (EAF), die worden aangedreven door elektriciteit en voornamelijk met schrootstaal kunnen worden gevoed.

In tegenstelling tot het pikijzer dat in hoogovens wordt geproduceerd, dat afhankelijk is van cokes op basis van steenkool en grote hoeveelheden CO2 uitstoot, kan DRI worden gemaakt met aardgas, cokesovengas of waterstof, waardoor de uitstoot aanzienlijk wordt verlaagd. In vergelijking met conventionele hoogovens kan het op fossiele gas gebaseerde DRI-proces de CO2-uitstoot met 50-60% verminderen.

De flexibiliteit om verschillende gasbronnen te gebruiken maakt het ook een ideale technologie om de gefaseerde overgang van fossiele brandstoffen, zoals aardgas en cokesovengas, naar groene waterstof en bijna-nul staalproductie te ondersteunen.

Baosteel’s DRI-fabriek in Zhanjiang gebruikt geraffineerd cokesovengas, een bijproduct van het kolen-naar-cokeproces, dat meer dan 60% waterstof bevat. Dit is economisch logisch in China, aangezien aardgas een relatief schaarse hulpbron is.

Als en wanneer ‘groene waterstof’ op schaal beschikbaar komt, zou het fossiele gassen volledig kunnen vervangen, waaronder aardgas en cokesovengas, en de koolstofreductie zou 100% benaderen.

In juni werd de Zhanjiang DRI-fabriek verder gekoppeld aan een EAF voor staalproductie. Dit DRI-EAF-proces zorgt voor een aanzienlijke vermindering van de emissies tot 60% in vergelijking met een traditionele hoogoven.

Terwijl Baowu thuis technische oplossingen ontwikkelt onder energiebeperkingen, past het zich in het buitenland aan aan de energiestructuren en de productvraag van gastlanden. In mei 2023 tekende het bedrijf een joint venture met het Saudi Arabische Aramco voor de productie van geïntegreerde staalplaten in Saoedi-Arabië. Net als Zhanjiang combineert de faciliteit DRI met een EAF om zwaar plaatstaal te produceren, dat dikker en robuuster is dan regulier plaatstaal.

Waar Zhanjiang zich richt op hoogwaardig plaatstaal voor Baowu’s autofabrikantklanten, is de Saoedische faciliteit gericht op plaatproducten voor de olie- en gas-, scheepsbouw-, offshore- en bouwindustrie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het project vertegenwoordigt een investering van ongeveer USD 2 miljard en zal tot 1,5 miljoen ton zwaar plaatstaal per jaar produceren.

Het belangrijkste verschil tussen de fabrieken in Zhanjiang en Saoedi Arabië ligt in hun keuze van brandstof. Terwijl Zhanjiang afhankelijk is van cokesovengas, zal het Saoedische project aardgas gebruiken, gebruikmakend van lokale reserves. Beide faciliteiten gebruiken de DRI-EAF-route.

Shougang

De koolstofarme verschuiving van een andere grote Chinese staatsstaalfabrikant, Shougang, heeft zich geleidelijk over de grenzen heen uitgebreid. In 2023 voltooide een dochteronderneming van Shougang een grote EAF-faciliteit, met een jaarlijkse capaciteit van ongeveer 2,5 miljoen ton, voor het staalcomplex van de Turkse staalfabrikant Tosyali in Algerije. Dit was de tweede dergelijke oven die het voor dezelfde klant had gebouwd. Deze projecten gaven Shougang waardevolle technische ervaring, nog voordat het bedrijf zelf een EAF in eigen land had gebouwd of geëxploiteerd.

Het jaar daarop kondigde Shougang plannen aan om zijn eigen EAF te bouwen in zijn fabriek in Tangshan (provincie Hebei) met een jaarlijkse capaciteit van 1,3 miljoen ton. Gepland om in 2026 van start te gaan, zal het een oudere zuurstofoven vervangen.

Het besluit weerspiegelde ook veranderende binnenlandse omstandigheden, waaronder nationaal beleid dat koolstofarme staalproductie aanmoedigt en de groeiende vraag van buitenlandse klanten zoals BMW naar koolstofarm plaatstaal.

Medio 2025 breidde Shougang het overzeese model opnieuw uit, dit keer stroomopwaarts in Centraal-Azië. Het bouwde een koolstofarme staalfabriek in de regio Jambyl in Kazachstan met een jaarlijkse capaciteit van 3 miljoen ton. De faciliteit is ontworpen rond DRI-toevoer naar EAF-staalproductie.

Het overvloedige hoogwaardige ijzererts van Kazachstan is een belangrijke positieve factor, aangezien de DRI-EAF-methode grondstof van hogere kwaliteit vereist. Door deze middelen aan te boren voldoen de Chinese ondernemingen niet alleen aan de lokale vraag, maar kunnen ze ook hoogwaardig ijzererts of DRI voor export produceren om China’s toekomstige koolstofarme staalproductiecapaciteit te voeden.

Alles bij elkaar genomen laat de volgorde zien hoe bij Shougang’s overzeese activiteiten binnenlandse beleidsprikkels en op hulpbronnen gerichte partnerschappen elkaar versterken. Het project in Algerije leverde technische knowhow op. De Tangshan EAF past dat toe op het binnenlandse decarbonisatiebeleid en de vraag van internationale klanten. De onderneming in Kazachstan breidt de aanpak uit naar een partnerland dat rijk is aan hulpbronnen. De progressie onderstreept hoe Chinese staalfabrikanten niet alleen thuis leren, maar ook putten uit buitenlandse projecten om hun overgangstrajecten te versnellen.

Jinnan Iron & Steel

Jinnan Iron & Steel, gevestigd in de provincie Shanxi, heeft geëxperimenteerd met manieren om de uitstoot te verminderen met behulp van de bestaande hoogovens in China. Het bedrijf heeft de injectie van waterstof in hoogovens getest, in samenwerking met het Central Iron & Steel Research Institute. Deze methode vervangt steenkool niet helemaal, maar vervangt een deel van de cokes door waterstof, waardoor de koolstofintensiteit wordt verlaagd.

Dergelijke oplossingen zijn belangrijk in China, waar de meeste staalproductie nog steeds afkomstig is van grote hoogovens. Deze ovens zijn duur en politiek moeilijk te sluiten, gezien de banen, belastingen en verplichtingen die daarbij komen kijken. Waterstofinjectie kan ongeveer 20-30% reductie van emissies opleveren – minder dan het 60-90% potentieel dat haalbaar is via DRI-EAF, maar sneller en goedkoper in te zetten. Om die reden wordt het algemeen gezien als een overgangsmaatregel, nuttig voor het opdoen van snelle reducties en ervaring met het omgaan met waterstof, terwijl men zich voorbereidt op diepgaandere verbeteringen.

Tegelijkertijd volgt Jinnan een heel ander pad in het buitenland. In 2024 ging het samenwerken met het Braziliaanse Vale, ’s werelds grootste producent van ijzererts, om meer dan USD 600 miljoen te investeren in een fabriek voor concentratie van ijzererts in Sohar Port in Oman. Ruw ijzererts zal vanuit Brazilië naar de faciliteit worden verscheept, die in 2027 van start zal gaan en jaarlijks 12,6 miljoen ton hoogwaardig concentraat zal leveren. Het meeste hiervan zal worden gebruikt om ijzerertspellets en briketten te maken die geschikt zijn voor de DRI-EAF-route. De onderneming in Oman vormt ook een aanvulling op het plan van Vale om een netwerk van ‘groene briket’-centra in het Midden-Oosten op te bouwen, waardoor synergie worden gecreëerd tussen het Braziliaanse erts en wereldwijde vraag naar staal.

Het contrast tussen de twee strategieën benadrukt hoe Chinese bedrijven zich aanpassen aan de context. Binnenlandse waterstofproeven kunnen de overgang voor China’s huidige hoogovens vergemakkelijken. Ondertussen positioneert het project in Oman het bedrijf in toekomstgerichte toeleveringsketens voor koolstofarm staal.

Noodzaak en strategie

De omvang van China’s koolstofarme staalprojecten, zowel in binnen- als buitenland, blijft klein in vergelijking met de op steenkool gebaseerde capaciteit en de jaarlijkse ruwe staalproductie van meer dan een miljard ton. Ondanks de beleidsdoelstellingen stagneert de groei van het aandeel van EAF-staal – de belangrijkste koolstofarme route – de afgelopen jaren op ongeveer 10%, terwijl de structurele overcapaciteit in de traditionele hoogovenproductie aanhoudt. Deze inspanningen zijn nog steeds druppels op een gloeiende plaat..

De ervaringen van Baowu, Shougang en Jinnan suggereren dat China’s decarbonisatie van staal niet langer beperkt is tot nationale grenzen. Elk bedrijf experimenteert thuis met verschillende technologieën en breidt die benaderingen vervolgens uit naar overzeese projecten waar middelen, financiering en marktvraag ze door de grotere schaal levensvatbaar maken.

Deze dubbele aanpak weerspiegelt zowel noodzaak als strategie. Binnenlandse beperkingen, van beperkte aardgasvoorziening tot strikte capaciteitslimieten, betekenen dat sommige technologieën alleen op proefschaal in China kunnen worden getest. In het buitenland openen middelen, zoals de gasreserves van Saoedi-Arabië of de toegang van Oman tot hoogwaardig erts, echter de deur naar opwerking tot grotere schaal.

Voor Chinese bedrijven gaat beleggen in het buitenland daarom niet alleen over het veiligstellen van materialen of markten, maar ook om het vestigen van een positie binnen de opkomende wereldwijde ontwikkeling van koolstofarm staal.

De uitdaging ligt dus in de vraag of deze projecten zowel in klimatologische als commerciële termen iets op kunnen leveren. De productie van waterstofstaal en DRI-EAF-processen blijven duur en de toekomstige vraag naar ‘groen staal’ van topkwaliteit is onzeker. De Chinese regering heeft echter al richtlijnen uitgegeven voor groenere buitenlandse investeringen, waarin bedrijven worden opgeroepen zich aan te passen aan internationale klimaatregels en beste praktijken in het buitenland toe te passen.

Voor staalproducenten betekent dit het omzetten van brede principes in praktische normen: zorgen voor transparante koolstofrapportage, het koppelen van financiële steun aan meetbare emissiereducties en het aanmoedigen van ondernemingen die Chinese technologie combineren met de middelen van het gastland. Door de band tussen binnenlands beleid en het uitvoeren van projecten in het buitenland aan te scherpen kan China het risico verkleinen dat het wordt gezien als het exporteren van koolstofintensieve activiteiten, terwijl het zijn rol bij het vormgeven van de wereldwijde overgang naar koolstofarm staal versterkt.

Bron: Dialogue Earth 14/10/2025