Twee boeken om China te begrijpen

Commentaar van Christophe Trontin bij twee Franse boeken, Het al wat oudere ‘La souplesse du dragon‘ van Cyrille Javary en het onlangs verschenen ‘Rouge Vif‘ van Alice Ekman. Over ‘Rouge Vif’ publiceerden we eerder een recensie vanuit een ander perspectief. Christophe Trontin is een Fransman die sinds 2008 in China woont. Hij heeft een eigen blog: http://leeleblog.blogspot.com/

‘Alleen het socialisme kan China redden’. Xi Jinping herinnerde daaraan in maart 2018; hij citeerde bijna letterlijk een uitspraak van 70 jaar geleden van Mao Zedong, de stichter van het moderne China. Van welk gevaar moet China vandaag dan wel gered worden? Het is de eerste economische macht ter wereld, heeft een gemoderniseerd leger en een eensgezinde bevolking en vervolgt onverbiddelijk zijn vreedzame ontwikkeling. Vergeleken met 1949 is de situatie in werkelijkheid omgekeerd: na de val van de Sovjet-Unie, de bekering van de volksdemocratieën in Oost-Europa tot het neoliberalisme, en de val van zowat alle socialistische regimes in de derde wereld zijn de idealen van gelijkheid stervend. Vandaag moet men zeggen: ‘Alleen China kan het socialisme redden’.

Terwijl overal oligarchieën en zelfzuchtig kapitalisme triomferen, is alleen China in staat aan de rest van de wereld het potentieel te tonen van een collectivistisch model, als enige in staat de uitdagingen van vandaag aan te gaan.

In een tijd waarin in bijna elk land de ongelijkheid ontspoort moet het egalitaristisch ideaal van het socialisme meer dan ooit recepten en alternatieven bieden. Vandaag eisen de geglobaliseerde economie en de wereldwijde sociale netwerken dat ‘de proletariërs aller landen’ eindelijk proberen zich te verenigen en elkaar te verstaan. Op het moment dat men overal vaststelt dat het denken op korte termijn en de democratie van ieder voor zich in een doodlopend straatje zitten, is het tijd terug aan te knopen met het collectieve en het duurzame. Nu iedereen bewust wordt van de omvang van de milieuramp die zich ontvouwt, moeten eindelijk vormen van planning en van rechtvaardige verdeling het overnemen van het catastrofale neoliberale model van groei ten koste van alles.

Van ‘Het socialisme werkt niet’ tot ‘China is niet socialistisch’.

Het socialisme ligt niet goed in de media. Van het sovjetsocialisme herinnert men zich alleen nog de goelag en de stilvallende economie; daarbij vergeet men dat het socialisme Rusland in staat heeft gesteld om van een situatie van achterlijk land te groeien naar die van de tweede macht ter wereld, in staat om het Amerikaans imperialisme uit te dagen. Van het Cubaanse socialisme heeft men alleen de tekorten en de industriële mislukking onthouden, en vergeet men het onvoorstelbaar exploot van zijn zestig jaar weerstand aan een volledige blokkade door uncle Sam. In Chili, Ghana en elders zijn alle pogingen om het socialisme op te bouwen vroeg of laat mislukt, de ene al deerlijker dan de andere. We moeten ons neerleggen bij de feiten, zo zegt men ons: ‘Het socialisme werkt niet’.

Al de vermelde mislukkingen waren het gevolg van een totale oorlog, van een economische blokkade of van beiden tegelijk. Steeds door de ‘vrije wereld’. Geen enkel socialistisch land heeft ooit de luxe gehad zich in vrede te ontwikkelen. Alleen de Chinese ervaring vormt de uitzondering die de regel bevestigt. Het socialisme dat vooruitgaat. Het plan dat werkt.

‘China is niet socialistisch’ zal men u antwoorden. ‘Sinds de hervormingen en de opening van Deng Xiaoping verwelkomt China westers kapitaal en buitenlandse technologie, is het vaandel van de Maoïstische ideologie opgeborgen, is de economie geliberaliseerd, de privé-eigendom toegelaten, is er een explosieve groei van de consumptie aangewakkerd, heeft het land zich geïntegreerd in de wereldeconomie en de wereldwijde financiën. China is alleen in naam nog socialistisch!’

Feiten of etiketten?

Alice Ekman, een onderzoekster aan het CNRS (Centre national de la recherche scientifique) gaat daar tegen in door haar boek ‘Rouge vif, l’idéal communiste chinois‘ (2019). Het is een goed gedocumenteerd en geargumenteerd boek, dat niet te snel oordeelt en wars is van academische lering. Zijn belangrijkste verdienste is korte metten te maken met oppervlakkige etiketten en te steunen op correcte definities en vastgestelde feiten.

Dat punt hebben de twee werken die ik U wil voorstellen trouwens gemeen: de etiketten overstijgen om door te dringen tot de essentie (zoals Deng Xiaoping al bepleitte: ‘de ideologie opzij zetten om te kunnen vertrekken van de feiten’). Door hun klare redeneringen onderscheiden ze zich van hun collega’s onderzoekers en sinologen, zoals een Cabestan , Domenach of Pedroletti die virtuozen zijn in het luidkeels ‘democratische hervormingen’ eisen ( Wanneer gaat China zich eindelijk voegen naar de mantra van Fukuyama?). Door absoluut te willen aantonen dat China indien het niet de trans-Atlantische methodes toepast, alleen maar kan mislukken zorgen die er zelf voor dat op harde wijze hun ongelijk aangetoond wordt.

De twee boeken bieden ons een vaststelling: China is een wereldfenomeen, het is een onvermijdelijke factor van verandering, en zal mee onze toekomst bepalen.

Het begin van het boek van Ekman is enigszins verwarrend. Zoals onze dierbare sino-charlatans geeft ze aanvankelijk de indruk alles te willen verklaren vanuit de persoon en de daden van Xi. Nochtans is het hele politieke systeem in China op alle niveaus gestoeld op een collectieve besluitvorming, waarbij verschillende strekkingen en tendensen tegelijk samenleven en botsen, en de macht van de president eerder representatief is. Wat Ekman uiteindelijk ook toegeeft.

Hoe kleurvast is dieprood?

In dat verband herinnert Ekman ons eraan dat de anti-corruptiecampagne die de president gelanceerd heeft nog steeds loopt, zeven jaar nadat de regering van Xi aan de macht kwam. In tegenstelling tot wat zo goed als alle waarnemers vertelden gaat het niet om een simpele vervanging van een deel van de ambtenaren, maar wel degelijk om een moeilijke oefening, een discipline, een manier van werken van het land, die ze erg goed beschrijft.

Kritiek, zelfkritiek, opleiding laten toe de ideologisch meest ‘betrouwbare’ kaders van het land uit te kiezen en te laten promoveren, en deze betrouwbaarheid verder te onderhouden door praktijk en regels. Dat roept de vraag op in hoeverre het om oprecht onderschrijven van de socialistische idealen gaat en in hoeverre om opportunistisch carrièrisme van de kaderleden. Zonder ze definitief te beantwoorden herinnert Ekman eraan dat ‘ de invloed van sinds de kindertijd herhaalde blootstelling aan bepaalde slogans, concepten, ideologische referenties en beelden niet verwaarloosbaar is bij de vorming van meningen en percepties’. Eigenaardig genoeg lijkt Ekman een verschil te zien tussen het geval China en onze eigen westerse leefomgeving, die zo intensief gekneed wordt door marketing, door een democratische catechismus, en een politiek eenheidsdenken dat niemand of bijna niemand zich er nog van bewust is, hier en ginder en ook elders niet, dat hij leeft in een ideologisch paradigma dat zorgvuldig afgebakend is.

Het is ongetwijfeld moeilijk om in China in te schatten hoe diep het geloof is van de kaders in de idealen van de partij ; daarvoor is de concurrentie met de ideologie van de westerse democratie te sterk. De schrijfster onderlijnt terecht dit zwakke punt van het Chinese systeem: door discipline en streven naar unanimiteit, door mechanisch achterna praten wordt het rationeel en innovatief oplossen van problemen een gok, wanneer men hen alleen maar aanpakt met formele zinnen en slogans die van bovenaf goedgekeurd zijn.

Ideologische opdeling?

De auteur biedt ons dan tien vaststellingen die nogal evident of zelfs triviaal kunnen lijken; toch zijn ze nuttig voor iemand die nooit in China geweest is: de grondslagen van het communisme zijn er nog altijd, de symbolen van het maoïsme ook, de communistische partij wil het dagelijks leven van de mensen sturen, de eenheidspartij wil haar greep op de nationale economie versterken ( in plaats van af te bouwen volgens het ideaal van Friedman en Hayek), enzovoorts. De vaststellingen overlappen gedeeltelijk maar leiden tot een voorlopige conclusie: China is en blijft een communistisch land, het is te zeggen een land bestuurd door een communistische partij dat een roeping heeft om zijn methoden en aanpak te exporteren. Vooral onthult ze dat het verharden van de Chinese standpunten ( door de sino-charlatans onveranderd toegeschreven aan de persoonlijkheid van Xi) in feite het product is van een hele reeks factoren.

Ekman stelt vast dat de confrontatie tussen de VS en China begonnen is op het tamelijk onschadelijk domein van de commerciële concurrentie en zich dan heeft uitgebreid naar de hele economie (toenemend aandeel in het wereld bnp), naar de technologie ( meerderheid van de brevetten in de wereld) en naar de geopolitiek ( overheersing van de Euraziatische regio) , domeinen die al heel wat strategischer zijn; maar samenwerking wordt nog niet volledig uitgesloten. Om de inspanningen op die gebieden te ondersteunen gebruikt de Chinese diplomatie steeds meer middelen om een ‘vriendenclub’ te maken die kan concurreren met het Amerikaanse imperium. We zien nu de opening van een ideologisch front: China wil Fukuyama in het ongelijk stellen. En dan spreken we echt van een ideologische opdeling van de wereld.

Volgens Ekman ‘zijn er drie ontwikkelingen die toelaten ondubbelzinnig te stellen dat China in de wereld een specifiek politiek en economisch systeem geïnspireerd door zijn eigen nationaal systeem wil promoten’. Samengevat gaat het om de officiële retoriek, die steeds kritischer wordt voor de traditionele westerse modellen, om een gecoördineerd diplomatiek activisme bij elke gelegenheid en in elke internationale instelling, en om grote infrastructuurprojecten (wegen, havens, , maar ook banken en internationale instellingen) spoorwegen die China in de vier hoeken van de wereld uitvoert.

Men moet niet veel verder gaan om een besluit (of een epiloog) voor het boek te suggereren: misschien komt er een dag waarop de burgers n de rest van de wereld zullen moeten kiezen tussen het Amerikaans imperium met zijn democratisch kapitalistische waarden en een mogelijk Chinees rijk dat ‘Aziatische waarden’ zou verdedigen. Is dat iets om ons over te verheugen of om bang voor te zijn?

Aziatische waarden

Om beter de Aziatische waarden die men ons zou willen opdringen te begrijpen moeten we gaan kijken bij ‘La souplesse du dragon‘ (2014)van Cyrille Javigny, een collega van Ekman. Het boek biedt een duizelingwekkende duik in duizenden jaren oude Chinese cultuur en een magistrale les over de sporen daarvan in de idealen en de ideologie van het huidige China.

Javary gaat op zijn Chinees te werk: hij decreteert niet, beweert niet,maar levert ons duizend kleine voorbeelden die ons beetje bij beetje naar een besluit leiden. Het eerste wat hij ons leert is dat men de Chinese cultuur en geest niet correct kan begrijpen of vertalen vanuit eurocentrische normen.

Hij herinnert eraan dat de Chinezen – in tegenstelling tot de Europeanen, nooit erg bezig geweest zijn met metafysische vragen, zoals die over de oorsprong of het hiernamaals. In tegenstelling tot deze laatsten hebben de nazaten van Laozi en Confucius nooit hun geest binair geprogrammeerd in termen van waar/vals, open/dicht of goed/kwaad.

Yin en yang

In plaats van zoals een goede Europeaan verzekerd van de universaliteit van zijn waarden te besluiten dat de Chinezen historisch gezien het verkeerde pad opgegaan zijn en dat men ze absoluut op het rechte pad moet terugbrengen opent Javary op een kiertje de deuren voor de stapsgewijze logica van yin en yang en de ongelooflijke gevolgen die ze meebrengt. (yin en Yang zijn niet tegengesteld maar complementair; ze hebben elk een stukje dat van de ander komt).

De verhouding van de Chinezen tot leven en dood, tot de voorouders, tot afkomst is minder manicheïstisch dan de onze die tevreden is met het beschouwen van het leven als een absoluut goed en de dood als zijn tegengestelde. Als oudste nog bestaande beschaving hebben ze ook een meer genuanceerde houding tegenover duurtijd en continuïteit. Het begrip ‘revolutie’ bestaat niet in China; er moest een woord uitgevonden worden voor de Franse revolutie en de Oktoberrevolutie. De gebruikte term bevat niet de notie van tabula rasa die wij met revolutie associëren. De term ‘geming’ gaat terug op het oude begrip van ‘vernieuwing van het mandaat’. Dat betekende het vervangen van een oude versleten en gediscrediteerde dynastie door een nieuwe vol met innovatieve ideeën, terwijl men toch tot op zekere hoogte vasthield aan bepaalde tradities. Het Chinese begrip staat uiteindelijk dicht bij de oorspronkelijke betekenis van onze ‘revolutie’, dat is een terugkeer naar het beginpunt.

Ook met begrippen als eerbied van de zoon voor de ouders en cultus van de voorouders, die voor beginnende sinologen duidelijk lijken, moeten we opletten. In werkelijkheid zijn ze niet wat een slechte, benaderende, minachtende koloniale vertaling ons suggereert. Er is in heel het gebeuren noch eerbied noch cultus. Er is wel overdracht van kennis en respect voor het verleden, en de waarneming van een natuurlijke orde gebaseerd op verandering en continuïteit.

Veranderingen

Het boek Yi Jing ( Klassiekers van de Veranderingen) dat veelvuldig geciteerd wordt , vat dit alles samen in één zinnetje: ‘De enige zaak die nooit zal veranderen is dat alles de hele tijd aan het veranderen is. ‘

Deze reële wereld in voortdurende verandering maakt dat ‘de Chinezen van alle filosofische scholen zonder onderscheid’ volgens de auteur wantrouwig staan tegenover paradigma’s en modellen. Op de vraag ‘waarom?’ die in Europa een vruchtbare bodem is voor theorieën en oncontroleerbare veronderstellingen verkiezen zij de pragmatischer en productieve vraag ‘Hoe?’. Het is misschien wel hier dat men de sleutel moet zoeken voor het verschil tussen de Washington consensus en de al oudere Beijing consensus.

De Washington consensus is het geheel van recepten van de economische orthodoxie op economisch en financieel gebied dat het Westen aan zichzelf en de wereld wil opleggen. Zijn markten openen voor buitenlandse concurrenten, alle economische sectoren privatiseren, alle tariefbelemmeringen afschaffen, hyperinflatie en massale werkloosheid aanvaarden als voortekens van een onvermijdelijke terugkeer naar een evenwicht en naar welvaart… op een niet nader gepreciseerd tijdstip.

Tegenover deze soms efficiënte maar dikwijls brutale en soms contraproductieve benadering verkiest de Chinese methode ‘naar de stenen voelen in de stroming’. Samengevat wil die stabiliteit ten allen prijze, ook wanneer dat minder snelle groei betekent; een weg vinden die past bij je eigen ingesteldheid en de omstandigheden; doelstellingen op langere termijn stellen. Met andere woorden: exact het omgekeerde van de schoktherapie die het IMF en de Wereldbank voorschreven.

Nachtmerrie of hoop?

Wanneer men het boek van Cyrille Javary leest – overigens schrijft hij zelf hier helemaal niet over- begint men zich in te beelden dat een wereld gedomineerd door de Chinezen, die de profeten in onze media aankondigen, niet noodzakelijk zo slecht zal worden. In de jaren 90 verheugde de hele wereld zich erin de socialistische totalitaire staten te zien instorten; men dacht dat vrede en universele democratie binnen handbereik lagen. De koude oorlog was een zaak van het verleden en de welwillende almacht van uncle Sam zou naar de universele gelukzaligheid leiden van alle landen die zich eindelijk verzoend hadden. Enkele eindeloze nutteloze oorlogen, een voortdurende crisis van de democratie en verschillende economische bokkensprongen later zijn de redenen van ons optimisme weinig realistisch gebleken.

Vandaag wil men ons integendeel schrik aanjagen met een Chinese overheersing die uiteraard synoniem staat voor terreur en nachtmerries. Maar de Chinese recepten in de keuken, op de maan, tegen COVID-19 of voor het afhandelen van de subprime crisis van 2008-9, blijken smakelijker, pragmatischer en efficiënter dan deze die door Washington aan zijn vazallen gedicteerd worden. Zou een dosis sinisme niet helpen om ons een beetje te verlossen van een overdosis americanisme?

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Chine Actuelle,het franstalig tijdschrift van de Vereniging België-China.. Vertaling: Frank Willems

Rouge vif, l’idéal communiste chinois, Alice Ekman, 2019, Ed. de l’Observatoire
La souplesse du dragon,
Cyrille Javary, 2014, Ed. Albin Michel

Print Friendly, PDF & Email

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *