Rouge vif, l’idéal communiste chinois (Recensie)

Erwin Carpentier*, augustus 2020

Een uitgebreide versie van deze samenvatting en recensie is tegelijk opgenomen in de Dossiers. ChinaSquare neemt het geheel over met toestemming van de auteur. Vanwege het opiniërende karakter past het erop te wijzen dat de teksten niet noodzakelijk de mening van de redactie weergeven.

‘China is niet langer communistisch. Het gerucht heeft zich verspreid alsof het een feit is. Maar zou dat niet het grootste misverstand van onze tijd zijn?’

Deze vraag over een zo wijdverspreide veronderstelling was de aanleiding tot het boek Rouge vif, l’idéal communiste chinois (Felrood, het Chinese communistische ideaal), een essay van Alice Ekman (Editions de l’Observatoire, februari 2020, 224 pagina’s).

‘EU, neem de Communistische Partij van China ernstig!’

De auteur is analist, verantwoordelijk voor Azië bij het European Union Institute for Security Studies (EUISS) (Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie), het agentschap van de Europese Unie opgericht in 2002 en verantwoordelijk voor de analyse van vraagstukken op het gebied van het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. Het dient om de EU en haar lidstaten bij te staan bij de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid. Het hoofdkantoor is gevestigd in Parijs, met een verbindingsbureau in Brussel.

Ik vind het boek interessant omdat het ons een idee geeft van de visie waarmee Europese leiders wordt gevraagd naar China te kijken. De kernboodschap van het boek kan als volgt worden samengevat: neem de Communistische Partij van China ernstig!

Na een vrij lange inleiding – die dient als synthese voor de gehaaste lezers – volgt een deel met ‘10 vaststellingen over China vandaag’ en een deel over ‘de gevolgen voor China en de wereld van morgen’.

China door de ogen van Alice Ekman

In de Inleiding  (als synthese gebracht) stelt de auteur dat het moeilijk is om het politieke en economische systeem van China nauwkeurig te beschrijven, omdat het systeem een product is van meerdere en tegenstrijdige invloeden. Het is zeker een hybride systeem, een mengeling van prerevolutionaire, revolutionaire, pragmatische, nationalistische, kapitalistische erfenissen en invloeden uit de tijd van de Sovjet-Unie en het bewind van Mao, waar staatsbedrijven en particulier ondernemerschap, een economie onder toezicht van de Communistische Partij van China (CPC) en vrijhandelszones naast elkaar bestaan. Niet alleen heeft China zijn communistische identiteit nooit de rug toegekeerd sinds het tijdperk van de hervormingen en openheid in 1978, maar met de komst van Xi Jinping aan de macht, keert het land ernaar terug.

Xi Jinping wordt in november 2012 benoemd tot partijleider. Voor buitenlandse waarnemers is het niet duidelijk of Xi Jinping conservatief of hervormingsgezind van aard zal zijn. Zeven jaar later blijkt de man autoritairder en een sterkere persoonlijkheid dan verwacht. Tekenen van politieke heroriëntatie en de ‘rode’ oriëntatie van het presidentschap van Xi Jinping kwamen al vroeg in zijn ambtstermijn naar voren. De zogenaamde ‘anticorruptie’-beweging, die werd gelanceerd zodra hij aan de macht kwam, was veel langer en strenger dan verwacht. In de loop der jaren zijn de omvang, de rigiditeit en de hardheid van de straffen een massief instrument voor politieke en ideologische herschikking gebleken. Het einde van de anticorruptiecampagne is nog steeds niet aangekondigd.

De hervorming van de staatsbedrijven en de oprichting van modelvrijhandelszones hebben niet geleid tot een proces van liberalisering van de economie. Meer in het algemeen is de aanwezigheid van de partij in de economie versterkt. De partij is alomtegenwoordig in bijna elke instelling van het land.

Het 19e congres in oktober 2017 markeert een nieuwe fase in de versterking van de macht van Xi Jinping en de CPC. In juni 2013 lanceerde de partij een opvoedingscampagne om de ‘massalijn van de partij’, die in het kader van de anticorruptiebeweging is uitgebreid en verruimd, in praktijk te brengen. In 2019 werd een nieuwe opvoedingscampagne gelanceerd om de 90 miljoen partijleden en vooral de kaders de ‘de gedachte van Xi Jinping over het socialisme met Chinese kenmerken voor een nieuw tijdperk’ bij te brengen. In het licht van deze campagnes lijkt het presidentschap van Xi Jinping duidelijk door het maoïsme geïnspireerd. Xi Jinping zelf claimt deze inspiratie.

Het China van vandaag haalt niet alleen zijn invloeden en oriëntatiepunten uit belangrijke elementen in het maoïsme, maar beroept zich ook, luid en duidelijk, op het marxisme. Sinds 2013 hebben we Xi Jinping marxistisch-leninistische taal en door de Koude Oorlog geïnspireerde uitdrukkingen horen gebruiken, zoals ‘vijandige westerse krachten’, ‘democratische volksdictatuur’ en ‘massalijn’, zo stelt Mevrouw Ekman

Marxisme 2.0?

Voor Xi Jinping gaat het erom het marxisme te vernieuwen, door volop de instrumenten van zijn tijd te integreren en vooral nieuwe technologieën te gebruiken in de concrete toepassing ervan – een ‘marxisme 2.0’ in zekere zin. Voor hem is het marxisme een theorie die gebaseerd is op de praktijk en die zich kan aanpassen aan veranderingen in de context en de moderniteit. Het is een open theorie die voortdurend in ontwikkeling is, maar ook een proces van ‘sinisering van het marxisme’, een proces dat al begonnen is met Mao en waarvan Xi Jinping op dit moment de continuïteit waarborgt.

Ekman stelt de wijdverspreide veronderstelling aan de orde, die sommige waarnemers ertoe brengt om weinig aandacht te besteden aan presidentiële verklaringen, dat Xi Jinping dit ‘rode’ jargon gebruikt voor strikt politieke doeleinden, om zijn eigen macht te consolideren, zonder er zelf in te geloven. Maar gezien de frequentie en de vurigheid (‘bijna religieus’, zegt ze) waarmee hij het gebruikt, is het moeilijk aan te nemen dat dit puur politiek cynisme is. Vandaag wijst niets erop dat de Chinese president niet gelooft in deze retoriek, die hij vaker gebruikt dan zijn voorganger (Hu Jintao).

Kaderleden en diplomaten

De opleiding van CPC-kaders benadrukt altijd de marxistisch-leninistische ideologie en de legitimiteit en centrale positie van de partij. De promotie van CPC-kaders is mede afhankelijk van hun ‘ideologische zuiverheid’. De geestdrift voor het ‘socialisme met Chinese kenmerken’ is stevig verankerd in de elite van de partij.  Sinds de komst van Deng Xiaoping wordt vaak gedacht dat China uitsluitend pragmatisch is, dat het alle ideologische aspiraties heeft verloren en dat verwijzingen naar Marx in toespraken slechts façade-overtuigingen zijn. Maar dit is in werkelijkheid niet het geval, althans niet op het niveau van de leiding en een groot aantal partijkaders.

Terwijl de Chinese diplomatie pragmatisch is in de uitvoering van de oriëntaties van het buitenlands beleid, worden dezelfde aspiraties deels gemotiveerd door bepaalde ideologische overwegingen, een bijzondere visie op de wereld gevormd door de erfenis uit de tijd van de Sovjet-Unie en van het Maoïsme.

Alice Ekman stelt vragen aan kaderleden van de CPC, op de
“Party and the World Dialogue 2014” (foto Guo Xiahuong / China.org)

Zeg niet model, maar zeg …

Ekman noemt drie ontwikkelingen die zonder meer duidelijk maken dat China een specifiek politiek en economisch systeem in de wereld wil bevorderen, gebaseerd op zijn nationale systeem. Hoewel de officiële communicatie verkiest het gebruik van de term ‘model’ te vermijden, omdat het waarschijnlijk sterke tegenstand zal oproepen, brengt het onomwonden de ‘ervaring’ of de ‘Chinese oplossing’ voor de wereld naar voren. Ten tweede bevordert de Chinese diplomatie een reeks acties die een groep landen ertoe aanzet de Chinese weg van economische ontwikkeling en politiek en sociaal bestuur van China te volgen, bijvoorbeeld door een toenemend aantal opleidingsprogramma’s voor hoge ambtenaren en andere professionals uit ontwikkelingslanden aan te bieden. Ten derde heeft China een reeks concrete projecten in het buitenland opgezet – met name op het gebied van infrastructuur (industriegebieden/zones, ‘smart cities’, stadshavencomplexen, enz.) – die direct geïnspireerd zijn door de manier van structureren en plannen van het Chinese grondgebied.

Bipolarisatie

In deze context, zo merkt Ekman op, lijkt een bipolarisatie van de wereld mogelijk, met enerzijds de bondgenoten van de Verenigde Staten en anderzijds de ‘vrienden van China’. Met deze bipolarisatie wordt al rekening gehouden door de Chinese leiders, die anticiperen op een lange periode van ‘samenwerking en conflict’ tussen twee verschillende politieke systemen: ‘socialisme’ aan de ene kant en ‘kapitalisme’ aan de andere kant. Ongeacht de labels die iedereen erop plakt, ontstaat deze bipolarisatie al in een context van langdurige handelsspanningen tussen de Verenigde Staten en China. Hoewel de Chinese en Amerikaanse economieën vandaag nog steeds sterk van elkaar afhankelijk zijn, zou er op de lange termijn een duidelijkere ‘ontkoppeling’ van de twee economieën kunnen komen, aangezien de verschillen niet alleen commercieel zijn, maar ook technologisch, politiek en ideologisch … De CPC blijft zichzelf zien als voortdurend in strijd met het liberale Westen, en meer dan ooit als de primaire verdediger van een heroplevend socialisme tegenover een tanend kapitalisme.

1978

Op de vraag ‘Is China nog steeds communistisch?’ antwoordt Ekman: Het zou verkeerd zijn om te denken dat er in 1978 een belangrijke breuk was. Niet alleen heeft China nooit opgehouden te beweren dat het communistisch is, maar het lijkt erop dat deze beweringen de laatste jaren zijn versterkt ten opzichte van de opeenvolgende beweringen sinds 1978 en het tijdperk van hervormingen en openheid onder Deng Xiaoping. Ten eerste is er de beslissende komst van Xi Jinping aan de macht. Dan is er de wil van de partij om aan de macht te blijven. En ten derde, de consolidatie van de status van het land als economische macht, aangezien China de op één na grootste economie ter wereld is geworden. Waardoor de trots op het vaderland maar ook op het communisme bij de Chinese leiders werd geconsolideerd.

10 vaststellingen en de gevolgen voor China en de wereld

Het tweede deel van het boek bestaat uit tien vaststellingen, ondersteund door citaten en voorbeelden (zie Dossiers). Het derde deel opent met terug te keren naar de alomtegenwoordige en machtige CPC, met de vermelding dat het aantal leden blijft stijgen. In 2018 heeft de partij meer dan 2 miljoen nieuwe leden gerekruteerd, 72.000 meer dan in 2017. Waaronder vele jongeren: 80 % van deze nieuwe rekruten zijn 35 jaar of jonger. Van de huidige 90 miljoen leden (in 1949 waren het er 5 miljoen) is meer dan een derde geboren in de jaren tachtig en negentig. Parallel aan de brede werving van jonge leden wordt ook de nadruk gelegd op de vorming van potentiële jonge kaders. Bovendien heeft de partij de regels voor de aanwerving verzwaard om haar ‘kwaliteit’ te behouden.

Zeker, sinds Jiang Zemin vanaf 2001 ondernemers en ‘elementen’ die traditioneel als ‘bourgeois’ worden beschouwd, toestond zich bij de Partij aan te sluiten, heeft Xi Jinping getracht ervoor te zorgen dat de Partij die van de sociaal-professionele categorieën blijft die traditioneel het ‘proletariaat’ vormen. Bovendien is de lange levensduur van de partij niet afhankelijk van één man.

Politiek en economie

Tot dusver heeft de relatieve vertraging van de economische groei niet geleid tot plannen voor beleidshervormingen. Integendeel, voor de CPC is politieke stabiliteit een onmisbare voorwaarde voor economische groei. De partij streeft ernaar de opkomst van de economie te ondersteunen en over te stappen van een groeimodel dat gebaseerd is op export en investeringen naar een groeistrategie die gebaseerd is op binnenlandse consumptie, innovatie en een beter gebruik van interne financiële middelen. In de ogen van de leiders kunnen aanpassingen, of zelfs tegenstrijdigheden, worden getolereerd, zolang ze het mogelijk maken het dubbel doel van economische ontwikkeling en het behoud van de ene partij te bereiken.

Ekman is van mening dat de anticorruptiecampagne een algemeen gevoel van angst in de partij en vervolgens in het hele ambtenarenapparaat heeft geïnstalleerd. Met name de kaders vrezen een onderzoek door de strenge centrale tuchtcommissie. De campagne neigt er echter toe de besluitvorming te vertragen en een zekere immobiliteit in stand te houden.

Op economisch niveau is het aannemelijker dat de regering de aanwezigheid en de rol van de partij zal blijven versterken. De door Ekman geïnterviewde kaders zijn het erover eens dat elementen van kapitalistische openheid noodzakelijk waren, maar dat kapitalisme geenszins een doel op zich is. Integendeel, het is nu tijd om ons ervan af te keren en te streven naar een systeem dat superieur is aan het kapitalisme.

In januari 2013 verklaarde Xi Jinping aan de leden van het Centraal Comité: ‘Het socialisme zal lange tijd – in zijn primaire fase – bestaan naast een productiever en ontwikkeld kapitalistisch systeem. … mensen zullen de krachten van de westerse, ontwikkelde landen gebruiken om de socialistische ontwikkeling van ons land te veroordelen. Hier zullen we grote strategische vastberadenheid moeten tonen en alle valse argumenten die ons vertellen dat we het socialisme moeten laten varen, resoluut moeten verwerpen’. Er wordt systematisch gereageerd op kritiek op China door westerse landen, bijvoorbeeld wat de mensenrechten betreft.

Ban Ki-Moon (toen) secretaris-generaal van de VN en Xi Jinping in 2016

China en de wereld

De tijd dat China revolutionaire en nationale bevrijdingsbewegingen in Azië en andere delen van de wereld steunde is duidelijk voorbij. De CPC onderhoudt al tientallen jaren betrekkingen met een verscheidenheid aan buitenlandse politieke partijen en lijkt door deze diversificatie zijn nationale belangen op pragmatische wijze te willen verdedigen, in plaats van de internationale socialistische revolutie te bevorderen. Dit betekent echter niet dat de internationalistische dimensie van het buitenlands beleid is verdwenen.

Concepten en initiatieven zoals ‘gemeenschap van staten met gelijke lotsbestemming’ of ‘nieuwe zijderoutes’ moeten worden begrepen in dit internationalistische kader waar de termen ‘onafhankelijkheid’ en ‘vreedzame ontwikkeling’ sleutelwoorden zijn.

Het Chinese buitenlands beleid wordt vaak omschreven als pragmatisch. Maar pragmatisme betekent niet een totale afwezigheid van ideologie. Ekman herinnert eraan dat het verband tussen nationalisme, patriottisme en internationalisme altijd heeft bestaan sinds de oprichting van de Volksrepubliek China.

Het lijdt geen twijfel, zegt Ekman, dat er onder Xi Jinping een sterke politieke wil bestaat om in het buitenland een alternatief politiek en economisch systeem voor het liberalisme te bevorderen, geïnspireerd op zijn eigen systeem. Dit komt onder meer tot uiting in het organiseren van seminaries en opleidingen over uiteenlopende onderwerpen, waarvoor buitenlandse functionarissen, in brede zin, worden uitgenodigd. Dat gezegd hebbende, geeft de auteur toe, is de promotie van trainingsprogramma’s in het buitenland niet uniek voor China. Bijna elke diplomatie die het zich kan veroorloven, heeft opleidingsprogramma’s aangeboden aan ontwikkelingslanden. Deze dynamiek is echter relatief nieuw voor China. Maar terwijl Chinese ambtenaren lange tijd vormingsprogramma’s hebben gevolgd die door het buitenland werden aangeboden, is het nu China die opleidingen geeft.

Onder het voorzitterschap van Xi Jinping heeft de Chinese diplomatie ook veel geïnvesteerd in de oprichting en ontwikkeling van bilaterale en multilaterale fora in een groeiend aantal sectoren en is daarmee de belangrijkste organisator van forums ter wereld geworden. Het land is nu het land met de meeste denktanks ter wereld na de Verenigde Staten.

China bevordert, nog steeds volgens mevrouw Ekman, in het buitenland een economisch en politiek systeem dat sterk geïnspireerd is op het Chinese systeem door de aanleg van infrastructuur naar het model van het systeem dat het op zijn eigen grondgebied heeft ontwikkeld. Bijvoorbeeld, de inrichting van ‘economische en commerciële zones’, gebaseerd op een sterke planning en een sterke rol voor de staat, een concentratie van buitenlandse investeringen in specifieke en beperkte geografische gebieden. Meer dan 80 van dergelijke gebieden zijn opgericht of zijn in uitvoering onder het label ‘New Silk Roads’. Een ander voorbeeld is de ‘smart cities’ (intelligent stadsbeheer).

Beijing wil ook zijn capaciteit versterken om de normen en regels van de internationale economie en politiek te bepalen, door massaal te investeren in multilaterale instellingen en fora (G20, BRICS-top, enz.), maar ook door nieuwe te creëren (Aziatische Investeringsbank voor infrastructuur, enz.).

Binnen de internationale organisaties stelt China geleidelijk aan verschillende belangrijke concepten van het buitenlands beleid in vraag, zoals het ‘recht om in te grijpen’ en de ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’. In het algemeen is China tegen elke regimewisseling.  Vandaag aarzelt China niet langer om zich als referentiepunt te positioneren en zijn idealen buiten zijn grenzen te verdedigen, waarbij het oproept tot een nieuw geostrategisch machtsevenwicht, een relatie van gelijken.

Vriend en vijand

Deze confrontatie tussen politieke systemen, zegt Ekman, wordt ingegeven door de perceptie, die diepgeworteld is in de CPC, dat de meeste westerse landen ‘vijandige krachten’ zijn die de aard van China’s politieke en economische systeem wilden en nog steeds willen veranderen – om het te democratiseren, om het te liberaliseren. Nu de economische, technologische en geostrategische rivaliteit tussen Beijing en Washington toeneemt, is het onmiskenbaar dat China niet langer alleen maar probeert zijn status als macht te consolideren en oog om oog, tand om tand tegen de Verenigde Staten te bieden: zij streeft ernaar een groeiend aantal landen en internationale instellingen te verenigen achter haar standpunten, initiatieven en concepten. In deze context zijn China en Rusland veel dichter bij elkaar gekomen en op verschillende niveaus, tot het punt waarop zij nu een belangrijk machtscentrum vormen, dat in staat is een groot aantal internationale kwesties te beïnvloeden tegenover de westerse pool.

Terwijl China ernaar streeft een zo breed mogelijke groep ‘vrienden van China’ op te bouwen, worden de ontwikkelingslanden en de opkomende landen als prioritaire partners beschouwd. Het probeert zich inderdaad te positioneren als de woordvoerder van de zogenaamde ‘zwakke’, ‘kleine’ en ‘slachtoffer’ staten van de overheersingen en vernederingen van de grote mogendheden en met hen het systeem van internationale organisaties te hervormen die door de westerse landen zijn opgericht en worden gedomineerd. China benadrukt dat het, in tegenstelling tot de westerse landen, nooit andere landen heeft gekoloniseerd of vernederd.

Hoewel de meerderheid van de West-Europese landen, zegt Ekman, door de CPC als kapitalistische – en dus potentieel vijandige – westerse landen worden gezien, probeert China sinds de verkiezing van Trump en vooral sinds het begin van de handelsspanningen tussen Beijing en Washington door de omstandigheden toenadering te zoeken tot Europa. Deze poging kan deels worden verklaard door de notie van een ‘eenheidsfront’ gericht op het vormen van een zo breed mogelijk front van partners – inclusief het tolereren van traditioneel (niet-socialistische) vijandelijke landen – om de belangrijkste vijand (de Amerikaanse imperialistische vijand) te verslaan. In de huidige context,’ vervolgt Ekman, ‘is het mogelijk dat China Europa ziet als een partner die zich uiteindelijk op een aantal punten kan verzetten tegen de Verenigde Staten en China zo kan helpen de wereldorde te herstructureren in haar voordeel, waarin de trans-Atlantische alliantie zou worden doorbroken.

Epiloog

Alice Ekman sluit haar boek af met een verwijzing naar de steeds ideologischer wordende dimensie van de concurrentie tussen China en de Verenigde Staten. ‘Het einde van de geschiedenis’, zegt ze, blijft voor de Chinese leiders marxistisch geïnspireerd, dat wil zeggen dat ze streven naar een communistisch ideaal, heel anders dan het einde van de geschiedenis dat de overwinning van de democratieën zou zien, zoals Francis Fukuyama dat voor ogen stond. Want, volgens de auteur, is2049 niet alleen de streefdatum die de CPC heeft vastgesteld om het land op alle gebieden als wereldleider te positioneren, maar ook om politiek en ideologisch gezien de referentiemacht te worden.

foto ministerie Buitenlandse Zaken van China

Felrood of rood alarm? Enkele kritische opmerkingen

Zoals ik in het begin al zei, haar boek lijkt me interessant omdat het ons een idee geeft van de visie waarmee de Europese leiders worden uitgenodigd om naar China te kijken. Gezien de argumenten die erin zijn ontwikkeld, had het boek echter net zo goed als titel ‘Het China van Xi Jinping, rood alarm’ kunnen hebben, met een geur van impliciet wantrouwen.

De auteur laat zien hoe China een land blijft dat op alle niveaus wordt geregeerd door een authentieke communistische partij, onafgezien van de marktelementen en het privébezit in de Chinese economie.

Ondanks de economische opening van 1978, de internationalisering van staatsbedrijven en het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met westerse mogendheden, blijft China trouw aan zijn rode wortels, schrijft Ekman. En ze voegt eraan toe: ‘De CPC infiltreert elke dag in alle lagen van de samenleving (…) en streeft ernaar deze invloed internationaal uit te breiden. (…) China wil zich opwerpen als referentiemacht (…) om op een dag de ‘ultieme verdwijning van het kapitalisme en de uiteindelijke overwinning van het socialisme’ te bereiken. Laten we meteen opmerken dat Ekman nergens aantoont dat China zich probeert op te dringen. Het is veeleer een land dat zeker assertiever is geworden in het vormgeven van een multipolaire wereld, tegen de hegemonie van de Verenigde Staten en haar bondgenoten en concurrenten in.

Eenzijdige benadering van een complexe realiteit

Geconfronteerd met een complexe Chinese realiteit, heeft Ekman het over een hybride systeem, maar gelooft dat er geen significante breuk was in 1978. Zij baseert zich op verklaringen van kaders die spreken over een noodzakelijke maar tijdelijke omweg van het kapitalisme, een verwijzing naar de NEP (de nieuwe economische politiek) onder Lenin in 1921. Ekman beperkt er zich toe te zeggen dat de etiketten die de Chinese leiders gebruiken om de economie van het land te beschrijven (zoals ‘socialistische markteconomie met Chinese kenmerken’) zelf vol tegenstrijdigheden zitten.’ Zij vermijdt zo om in te gaan op een fundamenteel aspect van de hedendaagse Chinese samenleving, terwijl er geen gebrek is aan teksten die de visie van de CPC op de ontwikkeling van de economie in het perspectief van een hogere socialistische fase uitleggen. Het enige wat Ekman zegt is dat de publieke sector en de rol van de staat zeer belangrijk blijven en, vooral, dat de partij alles blijft controleren.

De 10 vaststellingen dienen dus vooral om aan te tonen dat de CPC nog steeds, of nog meer onder Xi Jinping, een communistische partij is die regeert en controleert, met discipline en doorzettingsvermogen. Ekman legt sterk de nadruk op de anticorruptie en ideologische strijd binnen de partij, maar ze legt niet uit waarom deze strijd zo belangrijk is voor de CPC, behalve om ‘de macht van Xi Jinping te consolideren’.

Blinde vlekken

Het volstaat hierover de compilatie onder de titel ‘De verbetering van de werkstijl van de partij, het bevorderen van de integriteit en de strijd tegen de corruptie’ te lezen, een verzameling van uittreksels uit toespraken, artikelen en notities van Xi Jinping over dit onderwerp in de periode 2012 – 2014. Men leest er dat corruptie een sociale kanker is en dat de strijd tegen corruptie en voor integriteit van vitaal belang is voor de staat en de CPC. Xi Jinping zegt het volgende: ‘In de afgelopen jaren hebben de geaccumuleerde tegenstellingen in sommige landen geleid tot wijdverspreide ontevredenheid bij de bevolking en sociale onrust, tot het punt waarop machthebbers zijn ingestort, maar corruptie is de belangrijkste oorzaak’, en hij voegt eraan toe dat ‘een regering integer moet zijn om het vertrouwen van het volk te winnen en dat de macht rechtvaardig moet worden uitgeoefend om de steun van het volk te verwerven.’ Bovendien biedt dit boek, gepubliceerd in 2016 – dat ik heb gekocht tijdens een reis naar China in 2017 – een goed voorbeeld van de zelfkritische zin van de CPC, omdat het vrijmoedig de kwalen en problemen binnen de partij opsomt.

Dit gezegd zijnde, had Ekman al deze elementen kunnen vinden in het basisboek Het bestuur van China (Xi Jinping, 2014) dat ze vernoemt in haar essay. Zij gebruikt de strijd tegen corruptie echter vooral om te benadrukken wat de gevolgen zijn voor de kaders en de leden (soms verwart ze kaders, leden en de massa’s die geen lid zijn), die verplicht worden aan zelfkritiek te doen, afgeschrikt zijn door de hardheid van deze campagnes, of zelfs geïmmobiliseerd door angst.

Dit beeld van een Partij die controleert, censureert, overal ingrijpt, is een belangrijk deel van haar essay. Hoewel ze spreekt over de rivaliteit tussen twee systemen – kapitalistisch en socialistisch – wordt het blijkbaar niet gezien als een reële strijd. Voor haar verwijst het spreken in termen van ‘vijandige westerse krachten’ naar de Koude Oorlog, banden tussen religieuze of etnische groepen met terroristische krachten zijn ‘verondersteld’, enz. De vaststelling 9 – over religies en de ‘religieuze connotaties’ van de CPC – schetst een uit de context gerukt beeld wanneer ze spreekt over relaties met het christendom (geen uitleg over de rol van het Vaticaan) of met de Islam (waar ze zonder enig probleem het westerse discours over het lot van de Oeigoeren overneemt). Het is verrassend dat ze niets zegt over Falun Gong, een onderdrukte sekte volgens het Westen. Kortom, ze neemt elke mogelijkheid van reële inmenging weg (nochtans vermeldt ze aan het eind van het boek het ‘recht op inmenging’ als een ‘buitenlands beleidsconcept’).

Ekman zegt dat toespraken van Chinese leiders over het algemeen door buitenlandse waarnemers relatief weinig in detail worden gelezen. Nochtans dringt het rekening houden met deze toespraken bij een analyse zich op, temeer daar deze toespraken in China op grote schaal gelezen worden, zegt ze. Het lijkt voor de hand liggend, maar ze heeft geen ongelijk erop te wijzen. Bovendien verwijst ze volop naar officiële documenten en aarzelt niet om interessante citaten aan te halen. Ze kan het echter blijkbaar niet laten om ‘interne’ (geheime) documenten te citeren zoals het ‘communiqué over de huidige toestand van de ideologische sfeer’ waarin de CPC de kaders zou oproepen om een meedogenloze strijd te voeren tegen de ‘westerse constitutionele democratie’ en de ‘universele waarden van de rechten van de mens’, het idee van een ‘burgermaatschappij’, enz. Het onderwerp mensenrechten is natuurlijk uitgebreid, maar ook hierover heeft de CPC publicaties die het partijstandpunt verduidelijken.

Bovendien moet een analist bepaalde termen die behoren tot de communistische woordenschat uitleggen, zodat de lezers ze juist begrijpen. Hier maakt Ekman zich soms schuldig aan het interpreteren of zelfs vervormen van bepaalde termen. Als ze bijvoorbeeld spreekt (vaststelling 7) over de ‘instrumentalisering van kunst en cultuur’, verwijst ze ‘naar Mao’s toespraken op het Yan’An-forum over literatuur en kunst in oktober 1942’ om te zeggen dat Mao ze nuttig achtte voor het ‘hersenspoelen’ of ‘conditioneren’ van de bevolking ‘om de revolutionaire zaak en het socialisme te ondersteunen’. Deze toespraken vonden plaats in mei 1942.(1) Het was een grote meerdaagse conferentie waar de rol van schrijvers en kunstenaars in de strijd tegen de Japanse bezetting werd besproken. De term ‘heropvoeding’ is in die tijd een veelgebruikte term (zie in dit verband de term ‘verbeteringsgestichten’ in het Westen).

De ontbrekende vaststelling

Voordat we afsluiten ontbreekt er volgens mij een vaststelling 11, over de gevoelens en de steun van het volk, die meer dan 1,4 miljard individuen die de Chinese realiteit scheppen en beleven. In haar inleiding waarschuwt Ekman ervoor dat het boek niet pretendeert om alle percepties van het volk over de partij te synthetiseren, maar de percepties en motivaties van de heersende elite van de CPC en in de eerste plaats van Xi Jinping; de percepties en motivaties die China’s binnenlandse en buitenlandse beleidsbeslissingen vandaag waarschijnlijk zullen leiden. Maar, zoals Xi Jinping zegt: ‘Uiteindelijk hangt de toekomst en het lot van elke politieke partij af van de steun van het volk. De steun van het volk maakt de macht’ (2) De recente studie van de universiteit van Harvard over de tevredenheid van de Chinezen onthult een vertrouwenspercentage dat steeg van 86,1% in 2003 tot 93,1% in 2016, volgens de auteurs van de studie, als gevolg van een reële verbetering van het leven.(3)

Tot besluit moet gezegd worden dat de auteur veel elementen aanbrengt, gepresenteerd in een ‘prowesterse’ visie, om de communistische oriëntatie van China te bevestigen.

Eindnoten
1) Zie Selected Works of Mao Tse-Toung (Volume III) (Foreign Language Publishing, Beijing 1968) ‘Interventions at the Literature and Art Talks in Yenan’.
2)  Xi Jinping, Wit And Vision, Selected Quotations And Commentary, Foreign language press, 2015
3) Zie https://ash.harvard.edu/publications/understanding-CPC-resilience-chinese-public-opinion-through-time  (enquête bij 31.000 Chinezen tussen 2003 en 2016).

Erwin Carpentier is professioneel vertaler. Hij publiceert over internationale solidariteit, vrede, vakbondsrechten, democratie. In 2017 bezocht hij China tijdens een groepsreis met Frank Willems als gids.

Print Friendly, PDF & Email

1 comment for “Rouge vif, l’idéal communiste chinois (Recensie)

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *