Ontwikkelingshulp Chinese stijl

In een eerder artikel wees ik erop dat de westerse ontwikkelingshulp in feite juist ontwikkelingstegenwerking betekende. Het resultaat van die hulp was/is dat het technologisch niveau van het ontvangende land eigenlijk steeds minstens een stap onder het westerse gehouden wordt. Hierdoor blijft het ontvangende land een ontwikkelingsland. De casus in dit artikel toont aan waarom de Chinese ontwikkelingshulp veel voordeliger uitpakt.

Afrikanen leren in China paddestoelen kweken; foto Baidu (disclaimer)

De ontwikkelingshulpval

Een veelvoorkomend probleem waarmee het Globale Zuiden bij traditionele (westerse) ontwikkelingshulp vaak te maken krijgt is de ‘ontwikkelingshulpval’, het vraagstuk van ‘hoe hulpprojecten zichzelf in stand kunnen houden’. Afrika en andere ontwikkelingsgebieden kampen al lang met problemen van voedselzekerheid. In 2022 leefden volgens de statistieken van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) 281 miljoen mensen in Sub-Sahara Afrika in een staat van ernstige voedselonzekerheid, wat neerkomt op ongeveer een derde van de wereldbevolking. Internationale hulp vormt tegenwoordig een belangrijke manier om de eerder genoemde problemen aan te pakken. De traditionele Noord-Zuid-samenwerking is voornamelijk gebaseerd op financiële en materiële bijstand, verleend door noordelijke ontwikkelde landen aan ontwikkelingslanden. Dit is op zich niet verkeerd, maar nadelen als overmatige afhankelijkheid van ‘bloedtransfusie met eenrichtingsverkeer’ worden steeds duidelijker. Veel critici zijn van mening dat de hulp van OESO-landen niet het gewenste resultaat oplevert, maar juist een ‘ontwikkelingshulpval’ veroorzaken.

Immateriële bijstand

Met de opkomst van het Globale Zuiden in de afgelopen jaren is de onderlinge samenwerking tussen ontwikkelingslanden echt op gang gekomen. Omdat beide partijen ontwikkelingslanden zijn, liggen de ontwikkelingsstadia tussen donor- en ontvangende landen dichter bij elkaar, hetgeen een gevoel van gezamenlijke ontwikkeling opwekt. Daarom is ‘Zuid-Zuid samenwerking’ vaak effectiever dan ‘Noord-Zuid samenwerking’. In vergelijking met de puur materiële bijstand die de noordelijke landen bieden gaat technische hulp van zuidelijke landen gepaard met immateriële steun gebaseerd op gedeelde ontwikkelingservaringen. Zuid-Zuid samenwerking streeft het effect na van ‘mensen leren vissen’.

China en paddenstoelen

China, met zijn enorme geografische diversiteit, is één van ’s werelds belangrijkste producenten van allerlei soorten paddenstoelen. Het land kent dan ook meerdere onderzoeksinstituten speciaal gericht op het verbeteren van de teelt van paddenstoelen. Deze groeien snel en de teelt ervan is daardoor ideaal voor het opzetten van ontwikkelingsprojecten in andere ontwikkelingslanden, omdat  individuele deelnemers direct een inkomen verdienen. De technologie van het kweken van paddenstoelen is een belangrijk promotieproject van het China Agricultural Technology Centre (CATC) in Afrika. Het doel is om de lokale natuurlijke omstandigheden te benutten om de paddenstoelenteelt te stimuleren en Afrikaanse boeren te ondersteunen bij het verhogen van hun inkomen.

Problemen

In de eerste fase van de promotie van paddenstoeltechnologie in Afrika botste men echter op dubbele obstakels, voortkomend uit traditionele opvattingen en vooroordelen. Door hun langdurige historische kennis van giftige paddenstoelen was de lokale bevolking bang dat witte paddenstoelen wel eens giftig konden zijn. Chinezen produceren en consumeren meerdere soorten witte paddenstoelen en die worden dus ook door het CATC aangeboden. Daarnaast bestond er in de lokale gemeenschap ook argwaan tegen ‘Made in China‘. Omdat Afrikaanse landen over het algemeen afhankelijk zijn van de import van goedkope industriële producten uit China en de kwaliteit hiervan wisselend is, kregen mensen in R vaak de indruk dat Chinese producten goedkoop en van slechte kwaliteit zijn. Dit vooroordeel werd ook toegepast op paddenstoelen. Sommige lokale inwoners meenden dat kunstmatig gekweekte platte paddenstoelen producten zijn die in China al uit de handel waren genomen.

In feite kwam die argwaan voort uit de ontwikkelingshulp van westerse landen, die inderdaad verouderde technologie leverden voor producten die in het westen niet meer werden verkocht. Dus, hoewel de klimatologische omstandigheden en de marktvraag van R zeer gunstig waren voor de paddenstoelenteelt, werd de promotie door Chinese experts in eerste instantie sterk gehinderd door traditionele opvattingen en externe vooroordelen.

Doorbreken

Om deze vertrouwensbarrière te doorbreken, heeft een groep Chinese deskundigen een promotiestrategie rond het marktmechanisme ontwikkeld. Door onderzoek te doen naar de grote vraag naar luxe paddenstoelen door restaurants in de hoofdstad van R heeft het CATC de vraag- en aanbodkloof gebruikt om de argwaan onder de boeren te doorbreken. Tijdens het trainingsproces toonde het team van experts de voordelen aan van plannen door middel van ‘winstvisualisatie’. Daarnaast heeft het CATC een systematisch stimuleringsmechanisme voor de promotie van technologie opgezet. Men verlaagde de drempel voor participatie door vervoers- en inkomenssubsidies aan te bieden, evenals gratis lunches voor deelnemers aan de trainingen. Anderzijds heeft CATC het enthousiasme van het publiek gestimuleerd om technologie te leren en toe te passen door de daadwerkelijke voordelen te laten zien. Zo gaf het kookdemonstraties in combinatie met lokale eetgewoonten om het publiek te laten zien hoe paddenstoelen bijdragen aan variatie in het dieet.

Deze strategieën combineerden technologie met marktlogica (het materiële) en interesses van de lokale bevolking (het immateriële). Hierdoor groeide de initiële verspreiding van paddenstoeltechnologie uit tot een succes. Het is met name dat immateriële aspect waarop de Chinese ontwikkelingshulp wezenlijk van de westerse verschilt.

Conflicten

Zoals hierboven vermeld hing de succesvolle promotie van paddenstoeltechnologie in Afrika niet alleen af van de kwaliteit van het werk van CATC, maar ook van de actieve deelname van de lokale bevolking. Soms kunnen tussen die twee ook conflicten ontstaan. Onder de vele lokale paddenstoelbedrijven die met de hulp van het CATC zijn opgezet werd er één opgericht door de lokale tolk D, die het CATC inhuurde om de trainingen te begeleiden. Aan het begin van het project werkte D mee als vertaler. Vanwege zijn taalvaardigheid en interculturele communicatieve vaardigheden werd hij ook naar China gestuurd voor een technische training. Na zijn terugkeer uit China richtte hij een bedrijf op en groeide geleidelijk uit tot de top vijf van producenten in de lokale industrie.

Met zijn bedrijf begon D echter vaak uit eigen naam deel te nemen aan de promotie van de technologie in andere landen in Oost-Afrika, wat van negatieve invloed was op zijn reguliere taken binnen CATC. CATC zag zich genoodzaakt zijn salaris aan te passen van maandelijks naar dagelijks om het aanwezigheidsprobleem het hoofd te bieden. D nam uiteindelijk vrijwillig ontslag in 2018. Hoewel niet iedereen het daarmee eens was, heeft CATC er uiteindelijk toch voor gekozen als een positief signaal dat het geen negatieve invloeden in het promotieproces accepteerde.

Meerdere factoren

Er kan worden aangenomen dat het gedrag van D het resultaat was van de gezamenlijke actie van meerdere factoren, zoals het ontwaken van het marktbewustzijn, individuele ontwikkelingsbehoeften en losse managementmechanismen. Vanuit het perspectief van technologische promotie hebben de voordelen van het paddenstoelproject ervoor gezorgd dat sommige lokale mensen de regels begonnen te negeren, wat de belangen van de hulporganisaties ondermijnde. Hoewel die acties een negatieve invloed hadden, was hun ontstaan wel een bewijs dat de marktgerichte ontwikkeling een goede strategie was.  Dankzij het project heeft vertaler D zich ontwikkeld tot een succesvolle zelfstandige ondernemer. Dan moet je ook zelfstandig verdergaan, los van hulporganisaties als CATC.

Strijd om leiderschap

Volgens het projectplan eindigde de technische samenwerkingsperiode van CATC in 2014 en begon een commerciële exploitatieperiode van tien jaar. Volgens de regelgeving zou CATC daarna geen geld van de Chinese regering meer ontvangen. In plaats daarvan zou het lokale landbouwbedrijven uitnodigen om te investeren. Deze visie is nauw verbonden met de hachelijke situaties gecreëerd door de westerse gratis ontwikkelingshulp. In Afrika zijn veel landen al lange tijd sterk afhankelijk van buitenlandse hulp en deze aanhoudende afhankelijkheid verzwakt vaak de autonomie van de lokale ontwikkeling.

Na het einde van de burgeroorlog in de jaren tachtig en negentig was de houding van R ten opzichte van hulp bijzonder ingewikkeld. Aan de ene kant was de regering zich er terdege van bewust dat het moeilijk is om op korte termijn volledig zonder buitenlandse hulp te kunnen. Anderzijds werd de afwezigheid van de internationale gemeenschap tijdens de crisis beschouwd als een soort ‘verraad’, dat een diep trauma in de harten van de mensen van het land had achtergelaten. Aan het einde van de periode van technische samenwerking in 2014, toen CATC deze kwestie met de Landbouwcommissie besprak, verklaarde deze laatste zich niet bereid de commerciële transformatie van het hulpproject te realiseren.

Afwijzing financiële steun

R vroeg China toen om de periode van technische samenwerking met twee jaar te verlengen, maar dit verzoek werd niet door de Chinese regering ingewilligd. Daarna stelde R voor dit project over te nemen en met het Ministerie van Landbouw samen te voegen, waardoor overheidssteun zou kunnen worden aangevraagd om Chinese financiering te vervangen. Vanwege het krappe budget van de regering van het land is het echter niet geïmplementeerd. Vervolgens had R ook een eigen plan om voor de periode 2014 – 2018 een strategisch ontwikkelingsplan te formuleren om de volgende ronde van samenwerkingsonderhandelingen te starten. Het plan is echter niet uitgevoerd vanwege de snel opeenvolgende personeelswisselingen van de Landbouwcommissie. Hoewel China de samenwerkingsovereenkomst opnieuw heeft opgesteld en er vele malen contact mee heeft opgenomen, heeft het geen substantiële vooruitgang geboekt.

Vertrouwenscrisis

Door de goede ontwikkeling van de lokale paddenstoelindustrie breidde de productie van paddenstoelen bij CATC zich geleidelijk uit, waardoor elke maand ongeveer 8000 stokken (paddestoelen groeien op houten stokken) op de markt kwamen en bijna 90% van de lokale markt werd bereikt. Dit zorgde voor een stabiel inkomen voor het project en ondersteunde de dagelijkse operatie van CATC. Het veroorzaakte echter ook zorgen over de ontwikkeling van lokale ondernemingen. Sommige producenten uitten hun ontevredenheid via het Landbouwcommissie en de Industriële verenigingen en vroegen zich af of CATC niet alleen stammen leverde, maar ook als marktpartij optrad en zo de ontwikkelingsmogelijkheden van lokale ondernemingen verzwakte. Volgens mevrouw J, de projectcoördinator van het Landbouwcommissie, uitten sommige ondernemers hun twijfels over de meerdere rollen van CATC in de keten van de paddenstoelenindustrie. Zij waren van mening dat CATC zich moest richten op het leveren van paddenstoelen en zich niet tegelijkertijd mocht bezig houden met de productie van stokken. Bovendien zagen sommige producenten CATC als een onderdeel van de overheid vanwege de nauwe samenwerking tussen CATC en de Landbouwcommissie.

Oorzaken

Een van de grondoorzaken van de controverse waren de structurele moeilijkheden van lokale producenten van paddestoelstokken. Vanwege het gebrek aan de juiste apparatuur konden lokale producenten geen stro en vergelijkbaar materiaal gebruiken als onderdeel van het substraat, dus moesten ze als alternatief duurdere schalen van katoenzaad toevoegen, die meestal uit buurlanden moesten worden geïmporteerd, wat de druk op de kosten van grondstoffen verergerde. Tegelijkertijd waren de meeste lokale producenten relatief klein en was het moeilijk om een prijsvoordeel te behalen voor aankopen in kleine batches, wat de eenheidskosten verder verhoogde. Het was ook moeilijk de vereiste steriele omgeving te creëren. Vertaler D gebruikte bijvoorbeeld ook een woning als werkplaats voor de productie van paddestoelstokken. Zelfs een kwart van de stokken die door CATC werden geproduceerd waren met groene schimmel geïnfecteerd, wat aangeeft hoe moeilijk steriliteit was. De combinatie van deze factoren heeft ertoe geleid dat lokale ondernemingen werden geconfronteerd met de meervoudige druk van hoge kosten, lage output en onstabiele kwaliteit.

Symbiotische aanpassing

In het licht van druk van lokale ondernemingen en mogelijke groepsontevredenheid, heeft het CATC strategische aanpassingsmaatregelen genomen om de spanningen te verlichten. Allereerst nam het centrum het initiatief om de productie van paddestoelenstokken te beperken, zodat de winst alleen de bedrijfskosten dekte en de druk op de markt verminderde. Ten tweede breidde CATC zijn multilaterale samenwerkingsnetwerk actief uit om zijn imago van het algemeen welzijn te versterken en de druk van de markt te verspreiden. Door samenwerking met internationale instellingen zoals de Voedsel- en Landbouworganisatie en het Kinderfonds van de Verenigde Naties heeft CATC de promotie van paddenstoelen geïntegreerd in lokale programma’s voor schoolvoeding en gemeenschapstraining, waardoor de sociale erkenning en steun voor openbare middelen van de projecten werd verbeterd. Hierdoor werd CATC opnieuw begrepen als een ‘op openbaar welzijn gerichte’ hulpinstelling in de lokale gemeenschap, in plaats van een marktconcurrent. Ten slotte bevorderde CATC ook de samenwerking met de Mushroom Association om middels conferenties marktnormen en technische knelpunten met lokale producenten te bespreken. Lokale ondernemingen realiseerden zich geleidelijk dat de redenen voor hun beperkte ontwikkeling niet alleen concurrentie op de markt was, maar ook zwakke technologie, een tekort aan fondsen en onvoldoende apparatuur. Dit mechanisme op basis van dialoog en overleg heeft een nieuw win-winpunt tussen hulporganisaties en lokale ondernemers tot stand gebracht en de groei van nieuwe consensus bevorderd.

Nawoord

Deze casus van Chinese hulp bij de ontwikkeling van de paddenstoelindustrie in R legt haarfijn de overeenkomsten en verschillen tussen de westerse en Chinese ontwikkelingshulp bloot. Voor mij is het meest interessante punt dat het kapitalistische westen juist zoveel nadruk legt op het kosteloze karakter van de ontwikkelingshulp, terwijl het socialistische China, hoewel het in eerste instantie ook gratis fondsen beschikbaar stelt, hulporganisaties opzet voor een concreet project dat op termijn winstgevend moet worden en zo zichzelf kan bedruipen. Daardoor vormt het een voorbeeld voor partijen in het ontvangende land. Westerse hulporganisaties zijn vaak logge internationaal opererende organisaties die, ook als ze in ontwikkelingslanden opereren, ver van de lokale bevolking staan. In die context is de zaak van vertaler D razend interessant. Enerzijds is hij een afvallige die ‘stiekem’ achter de rug van zijn werkgever een bedrijf opzet, maar anderzijds bewijst zijn succes ook dat de Chinese strategie werkt.

Het tweede belangrijke verschil is dat Chinese ontwikkelaars op gelijke voet samenwerken met lokale partijen. China bevond zich nog niet zo lang geleden in vergelijkbare posities, maar heeft zich daaruit weten te ontworstelen en kan deze ervaring met andere niet-westerse landen delen.

Tenslotte hanteert China in zijn ontwikkelingshulp hetzelfde principe van non-interventie als in de volledige buitenlandse politiek. Tijdens al die onderhandelingen met de Landbouwcommissie en andere overheden proberen de Chinese ontwikkelaars hen weliswaar te overtuigen van hun vergissingen, maar ze dreigen nooit met het stopzetten van ontwikkelingshulp zoals westerse regeringen geregeld doen. De soevereiniteit van de ontvangende overheid wordt nooit aangetast.

Bron: het cultuurtijdschrift Wenhua Congheng (Culturele Varia) van oktober 2025; de afkortingen als ‘tolk D’ en R voor het betreffende land worden ook in de Chinese tekst gebruikt.